Mannelijke geslachtsorganen

De mannelijke geslachtsorganen hebben tot taak potente zaadcellen ter bevruchting van de in de vrouwelijke geslachtsorganen gevormde eicellen te vormen. Verder wordt het mannelijk geslachtshormoon gevormd door deze organen. De mannelijke geslachtsorganen bevinden zich deels in en deels buiten het lichaam. Tot het inwendige deel behoren de testes (mannelijke kiemklieren, zaadballen), de bijballen (epididymis), de zaadstreng (funiculus spermaticus), de voorstanderklier (prostaat), de zaadblaasjes (vesicula seminalis), de urinebuis (urethra), het mannelijk lid (penis) en enkele accessorische klieren.

Mannelijke geslachtsorganen

Testes:

de beide testes hebben ongeveer de grootte van een walnoot en bevinden zich in de balzak (scrotum). De ligging buiten het lichaam, beschut tussen de benen, maakt, dat de temperatuur van de testes iets beneden de overige lichaamstemperatuur ligt. De iets lagere temperatuur is voor de vorming van de zaadcellen noodzakelijk. Kort voor of na de geboorte verhuizen de kiemklieren van de buikholte naar de balzak. Wanneer deze verplaatsing achterwege blijft (liesbal, cryptorchismus), moet ze via medicijnen of een operatie bewerkstelligd worden. De belangrijkste taak van de testes bestaat uit de vorming van zaadcellen. Dit proces vindt plaats in een aantal kleine gekronkelde kanaaltjes, in welke de zaadcellen zich uit onrijpe, reeds lang voor de geboorte daar terechtgekomen geslachtcellen, ontwikkelen. Pas bij het begin van de puberteit begint de productie van potente zaadcellen. Deze gaat tot op hoge leeftijd door.

Via verschillende gangen en verzamelkanalen, waartoe ook de bijballen behoren, kan het zaad uit het lichaam komen. Een andere belangrijke taak van de testes is de productie van het mannelijke geslachtshormoon (testosteron), dat voor de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken bij de man verantwoordelijk is: groei van baard en schaamhaar, lage stem, groei van de geslachtsorganen en de algemene ontwikkeling van het spierstelsel (musculatuur). De testes behoren tot de endocriene klieren. Ze zijn niet onvoorwaardelijk voor de geslachtsdrift of voor het geslachtsverkeer noodzakelijk. Zo is bij eunuchen, ondanks het gemis aan testes, de geslachtsdrift aanwezig.

Bijballen:

de bijballen (epididymis) zijn kluwen kanaaltjes met een lengte van enkele meters, die eruitzien als een verwarde rol snoer. De bijballen zitten als een kapje bovenop de testes. Ze verzamelen en hopen het zaad op. In de bijballen rijpen de zaadcellen en blijven ze in staat zich op eigen kracht voort te bewegen. Hiervan maken ze pas dan gebruik, wanneer ze het lichaam hebben verlaten. Binnen het lichaam worden ze door contracties van de zaadkanaaltjes voorwaarts bewogen.

De zaadstrengen bevatten zenuwen, bloedvaten en de zaadleiders, die het zaad van de bijballen naar de urinebuis voeren. De lengte van de zaadstrengen bedraagt ongeveer 50 cm. Uitgaande van de testes verlopen ze vanuit het scrotum via het lieskanaal naar de buikholte. Bij de sterilisatie van de man worden de zaadleiders doorgesneden en onderbonden (vasectomie). Aan het uiteinde van de zaadstrengen zitten de zaadblaasjes, kleine buideltjes, direct onder de urineblaas binnen in het lichaam. Ze produceren een deel van de witachtige, alkalische zaadvloeistof, waarin de zaadcellen zwemmen. Door plotseling, heftig samentrekken, kunnen ze de zaadvloeistof in de urinebuis (urethra) slingeren. Deze is met slijmvlies bekleed en voert over de volle lengte van het mannelijk lid. De urinebuis voert zowel de urine als het zaadvocht af (zie urinestelsel).

Het uitstorten van het zaad (ejaculatie) wordt door een zenuwreflex gestuurd en vindt plaats op het hoogste punt van de geslachtsdaad (orgasme). Deze reflex kan zowel door lichamelijke alsook psychische prikkels opgewekt worden. Meestal ontstaan de prikkelende impulsen in de eikel van het lid. Anderzijds kan ook onbewust (meestal ’s nachts) een zaadlozing plaatsvinden (‘een natte droom’).

De voorstanderklier (prostaat) heeft normaliter de grootte van een walnoot en ongeveer de vorm van een hart. Ze ligt onmiddellijk onder de urineblaas en de zaadblaasjes, waarbij ze de urinebuis, waar deze de blaas verlaat, omsluit. De functie van de prostaat is onontbeerlijk. Ze produceert een deel van het zaadvocht. Vergroting van deze klier veroorzaakt de bekende prostaatklachten (onder andere bemoeilijkte urinelozing). Tot de accessorische klieren van de mannelijke geslachtsorganen behoren de zogenaamde klieren van Cowper. Ongeveer ter grootte van een erwt liggen ze in de wortel van de penis en monden ze uit in de urinebuis.

Hun afscheiding is helder, olieachtig, en dient tot ‘smering’ van de urinebuis. Enkele druppels van dit vocht kunnen bij seksuele opwinding uit de urinebuis naar buiten komen, ook wanneer er geen orgasme plaatsvindt. Het mannelijke lid (penis), aan de voorkant van het lichaam tussen de liezen, is het orgaan van de man voor het geslachtsverkeer. Met behulp hiervan wordt het zaad in de schede gebracht. Hiertoe is een verstijving en vergroting (erectie) noodzakelijk. De erectie vindt plaats door een toename van de hoeveelheid bloed terwijl tegelijkertijd het terugstromen van het bloed verhinderd wordt. De schacht en de eikel bestaan uit zwelweefsel, dat van talrijke bloedvaten is voorzien.

Bij seksuele opwinding vullen deze vaten zich helemaal, terwijl de aders die het bloed afvoeren gesloten worden. De erectie van de penis is bij iedere seksuele opwinding een onvermijdelijk proces. Een losliggende gerimpelde huid maakt de zwelling tijdens de erectie mogelijk. De eikel wordt door een huidplooi, de zogenaamde voorhuid, bedekt. De chirurgische verwijdering wordt besnijdenis genoemd (circumcisie). Tijdens de puberteit neemt de penis behoorlijk in grootte toe. Behalve in uitzonderingsgevallen heeft de grootte van de penis niets te maken met de potentie om tijdens het geslachtsverkeer te bevredigen of bevredigd te worden.

Ziekten van de mannelijke geslachtsorganen

De vervulling van hun taak, potent zaad te vormen en af te geven, kan door misvormingen, ziekten en verwondingen beïnvloed worden. Er zijn verschillende aangeboren misvormingen van het mannelijk lid: soms mondt de urinebuis niet uit aan de top van de penis, maar ergens aan de onderkant (hypospadie). In andere gevallen is of wordt de voorhuid zo nauw, dat ze niet over de eikel teruggeschoven kan worden (fimose). Door een circumcisie kan deze toestand verholpen worden. Soms hoopt zich vocht in de balzak op (hydrocele), of de aders van de zaadstreng groeien uit tot spataders (varicocele). Op oudere leeftijd ontstaat vaak een vergroting van de voorstanderklier.

In de urinebuis en in alle andere gangen, die zaad en urine afvoeren, kunnen diverse ontstekingen ontstaan. Voor de ontdekking van antibiotica was de druiper (gonorroe) de meest voorkomende oorzaak van dergelijke ontstekingen, die nogal eens tot onvruchtbaarheid van de man leidde. Koortsige ziekten kunnen tijdelijk de vorming van zaadcellen remmen. Grotere en langere tijd aanhoudende schade aan het zaadvormende systeem worden door bepaalde leverziekten, sterke inwerking van röntgenstralen, bepaalde medicamenten en aanhoudend alcoholmisbruik veroorzaakt. Een ontsteking van de testis (orchitis) kan ten gevolge van bof of tyfus ontstaan.


Relevante artikelen
1 reacties
  1. Wens graag inlichtingen over medicatie en ziekte verschijnselen Latijnse naam vande dokters voor verschillende ziekten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips