Middelen tegen depressies
Niet iedereen is elke dag even opgewekt. Er zijn vaak dagen, soms zelfs weken of maanden, dat iemand somber is gestemd. Daarvoor kan een aanwijsbare reden zijn, zoals tegenslagen, huwelijksproblemen of andere moeilijkheden, de dood van een dierbaar iemand. ‘De tijd heelt alle wonden’ is een gezegde dat zeker ook geldt voor een groot deel van de sombere stemmingen of depressies zoals boven aangegeven. Op vang in het gezin, een goed gesprek met een vriend, de huisarts of een psychiater en hulp van een maatschappelijk werkende, kunnen dikwijls de stemming en toekomstverwachting verbeteren. Bepaalde geneesmiddelen kunnen ook een depressie veroorzaken. Van methyldopa (Aldomet, Hyperpax, Mulfasin en Sembrina), clonidine (Catapressan en Dixarit), levodopa (Eldopal, Larodopa, Madopar en Rigakin), indometacine (Indocid) en de ‘pil’ is bekend, dat ze bij sommige mensen aanleiding hebben gegeven tot sombere stemmingen.
Staken of veranderen van het gebruik van het geneesmiddel in kwestie is dan de oplossing. Zulks moet altijd worden gedaan in overleg met de arts die dat geneesmiddel heeft voorgeschreven. Ernstige depressies kunnen ook optreden zonder een aanwijsbare oorzaak. Men spreekt in dat geval van een endogene (van binnen uit ontstane) of vitale (het leven zelf betreffende) depressie. Juist deze depressies waarin afkeer van het leven, slaapstoornissen, gebrek aan eetlust, verstopping en verwante verschijnselen op de voorgrond staan kunnen vaak tamelijk goed worden behandeld met antidepressiva, dat wil zeggen met middelen tegen depressies. Bij de eerder genoemde sombere stemmingen als reactie op tegenslag en dergelijke is dit helaas niet of nauwelijks het geval. Enig resultaat van de behandeling met antidepressiva laat echter meestal ongeveer twee weken en soms nog langer op zich wachten. In deze periode is het bijzonder belangrijk dat de depressieve patiënt voldoende begrip ontvangt van zijn naaste omgeving. Behandeling met antidepressiva moet vaak maandenlang worden voortgezet om terugval in de sombere stemming te voorkomen. De dosering moet langzaam worden verlaagd. Het kan erg onverstandig zijn het gebruik ervan opeens geheel te stoppen.
De meeste middelen tegen depressies behoren tot de groep van de zogenaamde tricyclische antidepressiva. Naast hun antidepressieve werking hebben deze middelen min of meer een opwekkend of kalmerend effect, waarvan bij de toepassing een nuttig gebruik kan worden gemaakt. Zoals reeds gezegd is, kan het na het begin van de therapie wel vier tot zes weken duren voor enige verbetering van de depressie intreedt. In deze periode wordt de geremdheid wel vaak minder, wat bij zeer ernstig depressieve patiënten kan leiden tot zelfmoordpogingen. De familieleden en andere naasten dienen hierop bedacht te zijn. Het inslikken van grote hoeveelheden antidepressiva is erg gevaarlijk en kan tot de dood leiden door een giftige werking op het hart, die tot uiting komt door stoornissen van het ritme en de prikkelgeleiding. Ook bij toepassing van de normale doseringen komen bijwerkingen betrekkelijk veel voor, zoals een droge mond, sufheid, bloeddrukdaling, hartkloppingen, wazig zien, moeilijk urineren, verstoppingen, beven, verwardheid en geelzucht.Vooral bij mensen die lijden aan vallende ziekte (epilepsie), kunnen deze middelen beter niet worden gebruikt.
De werking van alcohol, slaapmiddelen en kalmerende middelen kan door de antidepressiva worden versterkt. De werking van bepaalde bloeddrukverlagende middelen (Catapresan, Envacar en Ismelin) wordt soms verminderd. Het geven van plaatselijke verdoving met middelen die (nor)adrenaline bevatten, kan bij patiënten die met antidepressiva worden behandeld, sterke bloeddrukverhoging veroorzaken. In voorkomende gevallen moet men de arts waarschuwen (dus ook de tandarts!).
De belangrijkste antidepressiva zijn:
amitriptyline (Sarotex en Tryptizol), butriptyline (Evadyne), clomipramine (Anafranil), desipramine (Pertofran), dibenzepine (Noveril), dimetacrine (Linostil), doxepine (Quitaxon en Sinequan), imipramine (Tofranil), melitraceen (Trausabun), nortriptyline, opïpramol (Insidon), protriptyline (Concordin) en trimipramine (Surmontil). Nieuwere, scheikundig iets afwijkende, stoffen zijn maprotiline (Ludiomil) en nomifensine (Alival). Deze laatste stof heeft een minder nadelige werking op het hart dan de overige vermelde antidepressiva.
Soms komen depressies voor als onderdeel van een ziektebeeld dat wordt gekenmerkt door zeer sombere stemmingsperioden die van tijd tot tijd worden afgewisseld door perioden van sterk overdreven opgewektheid, zelfvertrouwen, praatzucht, grootspraak, ongehoorde werklust enzovoorts. Deze manische fase van het ziektebeeld wordt behandeld met lithiumzouten. Het optreden van het gehele ziektebeeld (manische depressie) kan dikwijls worden voorkomen, door gebruik van deze lithiumzouten. Lithium is een aan natrium verwant element dat op nog onverklaarbare manier dit ziektebeeld in gunstige zin beïnvloedt. De dosering moet nauwkeurig worden ingesteld. De bloedconcentratie van lithium moet, zeker in het begin van de behandeling, regelmatig worden gecontroleerd om vergiftigingsverschijnselen te voorkomen. Bijwerkingen kunnen zijn: een verminderde eetlust, een droge mond, misselijkheid, braken, diarree, beven van de handen, spierslapte, dorst, veel urineren en vergroting van de schildklier.
Tijdens gebruik van lithium moet niet plotseling worden begonnen met een zoutarm dieet, omdat de lithiumconcentratie in het bloed dan groter wordt.
Bij het gebruik van sterk kalmerende middelen en diuretica (plastabletten) is voorzichtigheid geboden. Lithiumzouten zijn verkrijgbaar als lithiumcarbonaat FNA, Litarex en Priadel.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.