Hersenen
De hersenen (encephalon) liggen in de schedelholte, die ze bijna geheel vullen en waarvan ze ook de vorm aannemen. De hersenen van een volwassene wegen 1400 gram. Ze worden verdeeld in de grote en de kleine hersenen en de hersenstam
De grote hersenen nemen de meeste plaats in de schedelholte in. Een lengtespleet ligt tussen de linker en rechter hersenhelft (hemisphaerium cerebri sinistrum et hemisphaerium cerebri dextrum) van de grote hersenen in. Deze beide hemisferen worden door de commissuurvezels van de balk met elkaar verbonden. Beide hemisfeeropper-vlakken vertonen een groot aantal groeven (sulci cerebri) van uiteenlopende diepte en wijdte; hiertussen liggen de hersenwindingen (gyri cerebri). Aan elke hersenhelft van de grote hersenen zijn vier grote kwabben te onderscheiden: de voorhoofdskwab, de slaapkwab, de kruinkwab en de achterhoofdskwab, die ieder bij het schedelbot van die naam behoren.
Aan de bovenzijde wordt de voorhoofdskwab door de centrale groeve gescheiden van de kruin- of wandbeenkwab. Parallel daaraan ligt de bovenste voorhoofdswinding. De laterale hersengroeve vormt de diepste hersengroeve en scheidt de slaapkwab (lobus temporalis) van de voorhoofdskwab (lobus frontalis) en de kruin- of wandbeenkwab (lobus parietalis). De wandbeenkwab bevindt zich achter de centrale groeve; hij wordt van de slaapbeenkwab gescheiden door de laterale groeve en van de achterhoofdskwab door de kruin/wandbeen-achterhoofdsgroeve. De achterhoofdsgroeve (lobus occipitalis) vertoont aan zijn gewelfde oppervlak geen scherpe grens met de wandbeen- en slaapbeenkwab zien. Ook in het middengebied zijn de begrenzingen tussen de verschillende kwabben niet bijzonder duidelijk. Daar bevinden zich de hersenbalk en het hersengewelf. Aan de onderzijde ligt de basis van de grote hersenen en de hersenstam, waar ook de hersenzenuwen van uitgaan.
De hersenschors is naar structuur en functie het meest gecompliceerde deel van het centrale zenuwstelsel. Hier komen de afferente impulsen van alle receptoren van het lichaam binnen. In elke hersenhelft zijn twee zetels van de somatische en viscerale sensibiliteit ondergebracht, en bevindt zich een gebied dat verantwoordelijk is voor de motoriek. Dit laatste zendt impulsen uit naar het ruggenmerg.
In de hersenen liggen onder de hersenvliezen grote ruimten die een vloeistof bevatten. Deze liquor, ongeveer 120 à 150 milliliter, bevindt zich in alle ventrikels, in het ruggenmergkanaal en in de subarachnoïdale ruimte. Hij is aangepast aan het milieu van de hersenen en regelt hun zoutsamenstelling en osmotische druk. Voor de bloedverzorging van de hersenen zelf zorgen twee halsslagaders en twee wervelslagaderen.
De hersenbalk (corpus callosum) is wit, langwerpig en licht afgeplat; hij loopt van voor naar achter, heeft een lengte van zeven à negen centimeter en is de grootste vezelige verbinding in de hersenen. Het middendeel is in de lengterichting gewelfd en vormt het langste stuk ervan. De achterzijde hangt vrij over de pijnappelklier heen, boven het platte vak van het dak van de pijnappelklier.
De zijventrikels (ventriculi laterales cerebri) zijn beide hersenkamers. Ze liggen op de zijkanten van de beide hersenhelften en keren zich naar het midden van de grote hersenen. Elke ventrikel heeft een voorhoorn, een hoofdgedeelte, een achterhoorn en een onderhoorn. Ieder deel hoort bij een hersenkwab. Onderaan het achterstuk van de middenwand die de beide zijventrikels scheidt, ligt een ovale opening; deze is verbonden met het derde ventrikel (de tussenhersenholte).
Het hersengewelf (fornix cerebri) bestaat uit een sterk gebogen band van in de lengte liggende vezels. Het middelste en tevens ook breedste gedeelte van het hersengewelf heeft een plaats onder de hersenbalk. Het linker- en rechterbeen van het hersengewelf zijn vergroeid met de wortel van de achterkant van de hersenbalk; zij buigen opzij en gaan over in de onderste hoorn van het gelijknamige zijventrikel. De voorkant van het hersengewelf loopt naar onder en vormt zuilen die achter de voorste vezelverbinding naar binnen komen, doorlopen naar onder en daar overgaan in het regionale weefsel van de hypothalamus.
In de tussenhersenen (diencephalon) liggen de thalamus en de hypothalamus Het derde ventrikel is de holte van de tussenhersenen. Tot de hersenen van de thalamus behoren de thalamus, het bovendeel van de thalamus en het achterste gebied van de thalamus. De thalamus is een ingewikkeld samenstel van witte en grijze stof. Het bovendeel van de thalamus bestaat uit de pijnappelklier, de streepvormige hersenmassa en de achterste vezelverbinding. De achterkant van de thalamus omsluit het kniegedeelte van de capsula interna. De hypothalamus ligt gelijk aan het voor aan de achterkant van de tussenhoorn en is te vinden onder
de thalamus.
In de thalamus komen alle afferente zenuwen bijeen die in de hersenhelften binnendringen. De thalamus kan beschouwd worden als de poort naar de hersenschors (of cortex); door deze poort komt alle informatie binnen die uitgaat van de receptoren
Het derde ventrikel (ventriculus tertius cerebri) is enkelvoudig en spleetvormig; het is met het zijventrikel verbonden via de ervoor liggende openingen van het tussenventrikel, en met het vierde ventrikel via het aquaduct.
De middenhersenen (mesencephalon) noemt men het smalle stuk tussen de ruitgroeve en de tussenhersenen. De lengte van de middenhersenen stemt overeen met de lengte van het aquaduct dat er doorheen loopt, het slechts ongeveer 1,5 centimeter lange aquaductus cerebri. Op het buitenvlak van de middenhersenen ligt een dak, en op de armvormige vormsels aan de zijkant van de bovenste en onderste heuvel de muts met de formatio reticularis. Het dak van de middenhersenen bestaat uit twee paar heuveltjes. Opzij van elk heuveltje ontspringen witte, armvormige cilindertjes. De benen van de grote hersenen en de formatio reticularis liggen aan de binnenkant van de middenhersenen. Door de middenhersenen heen lopen alle opstijgende zenuwen die impulsen naar de thalamus, naar de hersenhelften en de kleine hersenen afgeven; ook lopen er de afdalende zenuwen, die de impulsen doorgeleiden naar het verlengde merg en het ruggenmerg. De kernen van de middenhersenen zijn integratiecentra voor de gezichtsfunctie, de gehoorfunctie en de coördinatie van de ingewikkelde processen van slikken en kauwen.
De brug (pons) is een grote witte cilinder, die aan de basis van het hersencentrum ligt. Voor wordt hij door de hersenbenen begrensd, achter door het verlengde merg. De basis van de brug ligt op de
schedelbasis, het uitstekende segment wordt gevormd door de voorste gedeelten van de ruitgroeve.
Het verlengde merg (medulla oblongata) is het gedeelte van het ruggenmerg dat aansluit aan de hersenen. Vergeleken bij het ruggenmerg is het dikker; het lijkt op een kegel die van achter enigszins is
afgeplat en van voor rond is.
In het verlengde merg bevinden zich de centra voor de eenvoudige en gecompliceerde reflexen, die de verscheidene spiergroepen, vaten en de ingewanden nodig hebben om te kunnen functioneren. Het verlengde merg zorgt voor de regulering van het ademsysteem, de hartfunctie, de conditie van het vaatstelsel, de zweetsecretie en het spijsverteringsapparaat. De kernen van het verlengde merg zijn betrokken bij nog andere de belangrijke reflexen: de kauwreflex, de zuigreflex, de slikreflex, de braakreflex, de niesreflex, de hoestreflex, de knipperreflex van het oog. Tevens is het verlengde merg betrokken bij de reflex die zorg draagt voor een juiste oriëntatie in de ruimte.
Het vierde ventrikel (ventriculus quartus cerebri) is een holte die boven door het aquaeductus mesencephali met het derde ventrikel, en onder met het ruggenmergkanaal is verbonden. Ook dit
ventrikel is evenals alle andere ventrikels gevuld met liquor. Voor wordt het begrensd door de brug en het verlengde merg, voor de rest wordt het omgeven door het verlengde merg. Zijn bodem heeft de vorm
van een ruit, de ruitgroeve, die door een dunne laag van de grijze stof is bedekt.
De kleine hersenen (cerebellum) nemen bijna de gehele achterste hersenholte in beslag. Zij zijn 9 à 10 centimeter breed, 2,5 à 3 centimeter lang en tussen de 120 en 150 gram zwaar. Boven de kleine hersenen liggen de achterhoofdskwabben van de grote hersenen, voor bevinden zich de brug en het verlengde merg. De kleine hersenen hebben een linker- en een rechterhersenhelft, die ieder een aantal kleine anatomische eigenaardigheden vertonen. Het gebied draagt zorg voor het vertalen van de reflectorische reacties van
de hersenstam en de hoger liggende segmenten van het centrale zenuwstelsel. Voorts zijn zij betrokken bij de coördinatie van alle gecompliceerde lichaamsbewegingen, inclusief de onwillekeurige bewegingen.
De hersenen worden door meerdere hersenvliezen bedekt; het meest opvallend daarbij is het buitenste harde vlies (dura mater). Het gaat hier om een bindweefselstructuur waarvan de uitsteeksels gelegen zijn tussen de hersendelen, die ze ook van elkaar scheiden. Langs deze bevestigingspunten lopen de holle ruimten waardoorheen het aderlijke bloed uit de hersenen kan wegvloeien. Het spinweefselvlies (arachnoidea) is dun, doorzichtig en beschikt niet over een vaatstelsel. Het is opgebouwd uit met epitheel bedekt bindweefsel. Het weke vlies (pia mater) is opgebouwd uit fijn, los bindweefsel waarin een netwerk van vaatjes en zenuwen ligt ingebed.
De hersenzenuwen, die ontspringen uit de hersenen, behoren tot het perifere zenuwstelsel; het gaat hierbij om twaalf zenuwparen.
1 De reukzenuw (nervus olfactorius):
vormt de zenuwen van de reukorganen. Zij ontspringen aan de reukreceptoren in het slijmvlies van het reukareaal. Ze komen bijeen in de reukkolf, vormen de reukweg en vertakken zich langs verschillende
wegen naar het schorscentrum van de reuk.
2 De gezichtszenuw (nervus opticus):
vormt de hersenen van het gezicht. Hij ontspringt aan de gangliacellen van het netvlies van het oog. De gezichtszenuwen komen in de hersenholte bijeen in de gezichtsbaan en eindigen in de schors van de occipitaalkwab.
3 De oogspierzenuw (nervus oculomotorius) :
bestaat uit meerdere zenuwen. De kernen van deze zenuwen liggen in het blad van het hersenbeen, aan
de onderzijde van de aquaeductus mesencephali en boven in de bovenste heuvel van het dak van de
tussenhersenen. De takken van de oculomotorius waaieren uit naar de nevenoogspieren. Naast de motorische
vezels beschikt deze zenuw tevens over sympathische vezels.
4 De rolzenuw (nervus trochlearis):
is een motorische zenuw. Zijn kern ligt op het plat van het hersenbeen, op de bodem van het
aquaduct, (aquaeductus mesencephali) in het gebied van de onderste heuvel in het dak van de middenhersenen. De zenuwvezels lopen naar de spieren van het ooggebied.
5 De drielingszenuw (nervus trigeminus) :
bestaat uit verscheidene zenuwen; zijn bewegingskern ligt bovenin de brug, de kern voor het waarnemen achterin het verlengde merg langs de brug van de middenhersenen. De trigeminus bereikt de gezichtshuid met drie takken: de oog-, de bovenkaak- en de onderkaakzenuwen.
6 De zenuw voor de buitenste rechte oogspier (nervus abducens):
is een motorische zenuw, die achterin de brug ligt en zich verbindt met de buitenoogspieren.
7 De gezichtsspier (nervus facialis):
ligt middenin de brug en verzorgt het grootste gedeelte van de gezichtsspieren met zenuwbanen.
8 De gehoor- en evenwichtszenuw (nervus statoacusticus):
gaat in de eerste plaats over de gehoorgevoeligheid. Hij ligt in de hersenstam tussen de brug en het
verlengde merg.
9 De tong-keelholtezenuw (nervus glossopharyngeus)
bestaat uit meerdere zenuwen. Hij bevat motorische, sensorische, parasympathische en smaakzenuwen. Zijn kernen liggen in het verlengde merg.
10 De zenuw voor o.a. de ingewanden (nervus vagus):
bevat motorische, sensorische en vegetatieve zenuwen, waarvan de kernen in het verlengde merg liggen. De takken bereiken de zonnevlecht.
11 De bijzenuw (nervus accesorius):
is een motorische zenuw waarvan de kernen in het verlengde merg, in het gebied tussen het vijfde en zesde halssegment van het ruggenmerg liggen. Hij loopt naar beneden en is verweven met het halsvlechtwerk.
12 Ook de zenuw voor de tongmusculatuur (nervus hypoglossus):
is een motorische zenuw. Zijn kernen zijn te vinden in het midden van het verlengde merg; hij voorziet de tongspieren van zenuwen.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.