Bindweefsel
Bindweefsel komt voor in alle delen van het lichaam. Het bindweefsel bestaat uit cellen en uit vezels die buiten de cel liggen. De vezels zijn ingebed in een vormeloze tussencelstof’, die weefselvloeistof bevat. De weefselcellen hebben tot taak vezels en tussencelstof te maken. Voor de functies van het bindweefsel hebben de cellen geen betekenis.
Deze functies zijn:
het onderling verbinden van lichaamsdelen,
het opvullen van tussenruimten,
het ‘dichten’ van wonden (littekenweefsel),
steun en vorm geven aan het organisme en aan de
afzonderlijke organen.
De bindweefsel vezels kunnen we onderscheiden in:
collagene zeis ofwel ‘stevige, lijmvormende’ vezels. reticulairevezels ofwel ‘netwerkvormende’ vezels, elastische vezels ofwel ‘rekbare’ vezels.
De bindweefselen kunnen we onderscheiden in:
vaste cellen, die altijd op dezelfde plaats blijven, zwerfcellen, die geen vaste plaats hebben in het vezelnetwerk.
Verder is het belangrijk te onderscheiden naar de hoeveelheid vezels die het bevat, te verdelen in:
losmazig, waarin de vezels losjes met elkaar verweven zijn, zodat onder een microscoop een netwerk met wijde mazen te zien is;
dicht, waarin de vezels dicht opeengepakt liggen, zonder tussenruimten weer onderverdeeld in:
• onregelmatigdicht bindweefsel, met de vezels ongeordend aan elkaar liggend,
• regelmatigdicht bindweefsel met de vezels evenwijdig gerangschikt of in een kenmerkend patroon vervlochten.
Regelmatig dicht bindweefsel vinden we bijvoorbeeld in pezen, en onregelmatig dicht bindweefsel in de vliezen die organen, waaronder spieren, omhullen.
Om een bepaalde bindweefselsoort te kunnen benoemen, kan worden verwezen naar de genoemde kenmerken: wat voor vezels erin zitten en hoe die vezels gerangschikt zijn. Maar de meeste bindweefselsoorten worden aangeduid met een soort ‘eigennaam’. Die eigennaam verwijst naar een speciaal kenmerk of naar het voornaamste bestanddeel van het bindweefsel, zoals geleiachtig bindweefsel, vetweefsel, vezelig bindweefsel, peesweefsel, kraakbeenweefsel.
Geleiachtig bindweefsel bevat kleine cellen in een doorzichtige tussencelstof. De cellen zijn met elkaar verbonden door draadvormige uitlopers, in de vorm van een netwerk. De tussenstof bestaat voor 97% uit water. Dit bindweefsel zit in de navelstreng en in het glasachtige lichaam van het oog.
Vetweefsel bevat grote, ronde cellen in een losmazig bindweefsel. De cellen zijn gevuld met vet. Het vet verdringt de kern en de organellen van de cel. Vetweefsel dient als opslagplaats van voedsel en beschermt het lichaam tegen warmteverlies. Verder doet het dienst als ‘stootkussen’ en als ‘afronding’ van het lichaam.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.