Spraakstoornissen
Men kan spraakstoornissen grofweg in vier groepen indelen: articulatie-stoornissen, stemstoornissen, stotteren en taalstoornissen. Vaak is het niet mogelijk één enkele oorzaak voor een spraakstoornis te vinden, vandaar dat de behandeling veelal in samenwerking met verschillende deskundigen tot stand komt. De wetenschap die zich met de studie en behandeling van spraakstoornissen bezighoudt, is de logopedie. Ook het behandelen van stoornissen in de taal- en spraakontwikkeling behoort tot het terrein van de logopedist.
Articulatiestoornissen
Een bekende stoornis in de uitspraak is stamelen, waarbij klanken worden vervormd, vervangen of geheel weggelaten. Tijdens de ontwikkeling van de spraak komen uitspraakfouten als ’toet’ voor ‘koek’ nogal eens voor. Blijft het kind echter een groot aantal van dergelijke fouten maken, dan is het raadzaam deskundig advies in te winnen. Behalve aanleg kan ook slechthorendheid een oorzaak voor stamelen zijn. De meest bekende stamelfout is slissen of lispelen. Het slisgeluid kan gemaakt worden met de tong tussen de voortanden; soms worden de klanken ook wel in de neus gevormd. Wanneer de voortanden niet ontbreken en er geen kinderlijke gewoonten zijn als zuigend slikken, moet bij het zoeken naar de oorzaak worden gedacht aan slechthorendheid voor hoge tonen.
Neusspraak is een afwijking waarbij de neusklanken (m,n,ng) niet nasaal, d.w.z. met gesloten gehemelte, worden uitgesproken (gesloten-neusspraak) of mondklanken juist wel nasaal, met open gehemelte (open-neusspraak). De gesloten-neusspraak komt voor bij verkoudheden, woekering van de neusamandel of andere afwijkingen in de neusholte en geneest vaak spontaan als de neusweg hersteld is. Ze kan echter ook berusten op een verkeerde manier van spreken. Open-neusspraak kan het gevolg zijn van afwijkingen als verlammingen en misvormingen van het gehemelte, maar ook van gehoorstoornissen of een dialect praten. De behandeling van open-nèusspraak moet per patiënt door een team van deskundigen worden bepaald.
De ernstigste vorm van open-neusspraak doet zich voor bij mensen met een >gespleten gehemelte. In sommige gevallen kan de spleet worden gedicht door middel van een chirurgische ingreep. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, wordt een gehemelteprothese (obturator) toegepast. Daarnaast is vrijwel altijd logopedische behandeling noodzakelijk.
Dysartrie is een spraakstoornis die wordt veroorzaakt door een al dan niet aangeboren letsel van de zenuwen die de spraakspieren verzorgen. Hierdoor ontbreekt de controle over het spraakorgaan in meer of mindere mate. Het spreken is slecht verstaanbaar door stemzwakte en /of slecht articuleren. De verschijnselen zijn afhankelijk van de plaats van het letsel en vaak onderdeel van een ander ziektebeeld, zoals afasie en de >ziekte van Parkinson. Naast chirurgische behandeling of toediening van geneesmiddelen wordt deze stoornis ook logopedisch behandeld. Aangezien het zachte gehemelte een belangrijke rol speelt bij de spraak, wordt hieraan bij alle behandelingen veel aandacht besteed. De eerste stap hiertoe is het kunnen richten van de ademstroom: ofwel door de mond, ofwel door de neus; het zelf horen, zien en voelen van de eigen fouten door de patiënt is daarbij altijd belangrijk.
Stemstoornissen
Vaak voorkomende stemstoornissen zijn heesheid en stemloosheid (afonie). Wanneer het strottenhoofd geen zichtbare afwijkingen vertoont, hebben deze stoornissen meestal een emotionele oorzaak. Heesheid is echter vaak het gevolg van verkeerd stemgebruik. Bij kinderen ligt de oorzaak meestal in veel en hard schreeuwen. Wanneer de ademstroom te veel weerstand in de stemspleet ondervindt, spreekt men van hypertone heesheid. De stem wordt hard ingezet, waarbij de stembanden met een klap dichtslaan (glottisslag). Het stemgeluid klinkt persend en geknepen. Aan het eind van de dag kan dit totale stemloosheid tot resultaat hebben. De glottisslag kan overigens ook normaal voorkomen bij het uitspreken van een woord dat met een klinker begint of bij een verbinding van twee klinkers, bijv. ‘geopend’. Bij hypotone heesheid is de stemspleet ten gevolge van spierslapte niet volledig gesloten. De stem is zwak en er is veel ademgeruis of wilde lucht hoorbaar. De therapie richt zich op het herstellen van het evenwicht
tussen ademdruk en spierspanning, waarbij ademgewoonten en lichaamshouding van belang zijn. Organische heesheid en ook stemloosheid treden op bij afwijkingen van de stembanden en het strottenhoofd. Door logopedische behandeling is hier wel iets aan te verbeteren, maar vaak wordt de stem niet meer optimaal. Stembandverlamming wordt veroorzaakt door een aandoening van de tiende hersenzenuw (nervus vagus), die de inwendige strottenhoofdspieren verzorgt. Is de verlamming eenzijdig, dan kan door training de gezonde stemband leren de hele stemspleet te sluiten. Wanneer de verlamming gepaard gaat met ademnood, moet er snel chirurgisch worden ingegrepen. Dit gebeurt ook met stembandknobbeltjes, die ontstaan bij verkeerd stemgebruik, wanneer deze door stemrust en logopedische behandeling niet verdwijnen. Bij een ontsteking van het strottenhoofdslijmvlies, laryngitis moeten de stembanden zoveel mogelijk worden ontzien (niet roken, zo min mogelijk spreken).
Strottenhoofd kanker heeft als eerste verschijnsel gewoonlijk een langdurige heesheid, die langer dan vier weken aanhoudt. Deze vorm van kanker behoeft niet fataal te zijn wanneer er bijtijds wordt ingegrepen. In de meeste gevallen wordt de gehele larynx (strottenhoofd) verwijderd (laryngectomie). De patiënt kan dan niet meer door de mond ademhalen, maar doet dit via een opening in de luchtpijp (stoma) iets boven het borstbeen. Behalve het stemgeven zijn niezen en hoesten ook niet meer mogelijk. De meeste mensen zonder strottenhoofd kunnen slokdarmspraak (oesophagusspraak) leren. Hierbij wordt de lucht in de slokdarm verzameld en vervolgens opgeboerd. Als stemspleet fungeert dan de sluitspier boven aan de slokdarm (musculus cricopharyngeus). Op deze wijze komt men gewoonlijk in korte tijd tot goed verstaanbare spraak. Wanneer het aanleren van slokdarmspraak niet mogelijk is, vormt een kunstlarynx een oplossing. Dit op batterijen werkend apparaatje brengt wanneer het tegen de keelwand wordt gehouden, de lucht in de mond- en keelholte in trilling, waardoor een mechanisch stemgeluid ontstaat.
Stotteren
Stotteren is een stoornis bij het spreken, die gekenmerkt wordt door herhalingen, haperingen en stiltes. Deze ontstaan doordat de uitademing en de stemgeving blokkeren. Ook uitspraakbewegingen kunnen plotseling verkrampen. Bijna altijd zijn er grimassen in het gezicht. Soms kan na een dergelijk stottermoment weer direct vloeiend gesproken worden.
Stotteren gaat vaak gepaard met spreekangst, die gebonden kan zijn aan bepaalde situaties, personen of spraakklanken. Dit kan tot gevolg hebben dat de stotteraar deze situaties en personen vermijdt. Gevreesde klanken omzeilt hij door zijn gedachten anders te verwoorden dan hij eerst van plan was.
Voor stotteren zijn geen duidelijke oorzaken aan te geven. Het komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen, maar dat geldt voor meer stoornissen van spraak en taal. Gezien het voorkomen van vader op zoon, zouden erfelijke invloeden een rol kunnen spelen.
In de spraakontwikkeling tussen ongeveer 4 en 7 jaar is het normaal dat een kind hakkelt in situaties waarin het veel en vlug wil spreken (primair stotteren). Let de omgeving van het kind vooral op hoe er gesproken wordt, in plaats op wat het kind zegt, dan kan stotteren blijven bestaan. Wanneer men rustig op het kind reageert, werkt dit kalmerend en beïnvloedt dit het spreken positief. Afdoende is deze verklaring van het ontstaan van stotteren niet, want broers en zusters van het patiëntje stotteren zelden.
Het stotteren dat gepaard gaat met spreekangst, secundair stotteren, kan na de spraakontwikkeling ontstaan, omdat het kind bewust probeert het stotteren te vermijden. Stotteren kan met behulp van logopedische technieken verbeteren. Gezien de emotionele problemen bij het stotteren, moet de omgeving nauw bij de behandeling worden betrokken. Toepassing van gedragstherapie, hetzij individueel, hetzij in groepsverband, kunnen de angst en de vermijdingsreacties doen afnemen.
Taalstoornissen
Een van de meest voorkomende en ernstigste taalstoornissen is afasie. Hieronder verstaat men het verlies van het vermogen om taal te begrijpen of te gebruiken, terwijl de gehoor- en spraakorganen geheel intact zijn. Afasie wordt veroorzaakt door beschadiging van bepaalde hersengebieden, de spraakcentra, zoals kan voorkomen bij verwondingen, vaatafsluitingen, gezwellen en ontstekingen in de hersenen. Bij motorische afasie is het vormen van woorden in de hersenen gestoord.
De patiënt spreekt slechts sterk vertekende woorden of onsamenhangende lettergrepen. Ook het schrijven, zowel spontaan als na dicteren, kan gestoord zijn (agrafie). Bij deze groep afwijkingen worden beschadigingen gevonden in het centrum van Broca en in de daarvoor gelegen gebieden van de hersenschors in de dominante hersenhelft. Meestal is dit de linker helft.
Bij sensorische afasie is het begrijpen van de taal verloren gegaan. Het is alsof men tegen de patiënt spreekt in een voor hem volkomen vreemde taal. De patiënt begrijpt ook zijn eigen gesproken taal niet en kan deze niet controleren. Omdat hij zijn eigen fouten niet hoort, kan hij ze dus ook niet verbeteren. Hij gooit verschillende woorden in een zin door elkaar (paragrammatisme), laat woorden weg of verwart woorden met elkaar (parafasie).
Een zeer ernstige vorm van sensorische afasie is de jargonafasie, waarbij alleen nog onsamenhangende woorden worden geuit, met daarbij veel nieuwgevormde woorden (neologismen). Het lijkt een privé-taal, die voor de patiënt zelf nog een betekenis heeft, maar voor anderen niet meer is te begrijpen. Bij sensorische afasie worden beschadigingen gevonden in het centrum van Wernicke.
Komen motorische en sensorische afasie gelijktijdig voor, dan spreekt men van gemengde afasie.
Deze vorm van afasie komt het meest voor. Afasiepatiënten lijden aan enorme contactstoornissen. Bij de behandeling zal daarom de omgeving van de patiënt betrokken moeten worden. De behandeling richt zich onder meer op het weer leren hanteren van symbolen. Omdat symbolen niet alleen in woorden worden uitgedrukt, houdt men zich niet alleen met de spraak bezig, maar ook met andere vormen van expressie.
De genezingskans van afasie is voor een belangrijk deel afhankelijk van de mate waarin de hersenen aangetast zijn, de leeftijd van de patiënt en de kwaliteit van de onbeschadigde gebieden.
Aan afasie verwante stoornissen zijn agnosie en apraxie. Agnosie is het onvermogen om de betekenis van bepaalde zintuigprikkels te begrijpen. Zo kunnen betekenis of herkenning van dingen die gezien of gevoeld worden, niet aanwezig zijn. Apraxie is het onvermogen om doelgerichte bewegingen uit te voeren. Mimiek, expressie door gebaren en hanteren van bepaalde objecten zijn dan gestoord.
Mijn neefje is al over een jaar en praat niet. Verder is het een vrolijk kind en motorisch ook normaal. Mijn schoonzus meende laatst een teken te zien waarom hij niet praat. Hij vindt het niet nodig. Hij heeft twee oudere zusjes die hem verwennen en wanneer hij iets nodig heeft, wijst hij het gewoon aan en dan wordt het hem gegeven.
Bedankt voor het delen van dit artikel over spraakstoornissen. Mijn dochter vind het ook lastig om bepaalde woorden uit te spreken. Ook maakt ze niet veel lange zinnen. Volgende week gaan we langs een logopedist. Ik ben benieuwd naar haar bevindingen.