Lymfesysteem

Het lymfesysteem completeert het systeem van de aders in die zin, dat het de stofwisseling ondersteunt; allerlei stofwisselingsproducten en vreemde deeltjes die in de bloedsomloop zijn binnengedrongen worden door toedoen van de lymfevaten uit de cellen en weefsels verwijderd. De lymfevaten bestaan uit met endotheel bedekte grote en kleine lymfespleten, die zich in de sereuze buikholten, de longvliezen of pleura en het hartzakje, de ruimten tussen het weefsel van de pia mater en het spinnewebvlies, de hersenen en het ruggenmerg, de ruimten van het binnenste oor, de oogkassen en de gewrichtsruimten bevinden. De dunste lymfevaten zijn de lymfecapillairen, die zich verenigen tot lymfevaten (vasa lymphatica). Deze bevatten een groot aantal gepaarde, halvemaanvormige kleppen, die er voor zorgen dat de lymfe maar een kant opstroomt. De lymfeknopen (nodi lymphatici) liggen langs de oppervlakkige en diepe lymfevaten, met behulp waarvan ze de lymfe uit het weefsel, de organen of uit de bloed bevattende vaten opnemen.

De borstbuis (ductus thoracicus) neemt als belangrijkste lymfevat de lymfe op uit de onderste extremiteit, de organen en wanden van de bekken- en buikholte, de linker long, de linkerhelft van het hart, de wanden van de linkerhelft van de borstkas, de linkerboven extremiteit en de linkerhelft van hals en hoofd. De borstbuis ontspringt in de buikholte, en wel ter hoogte van de tweede lendenwervel; hij ontstaat uit de verbinding van de linker en rechter lendenwortel alsmede de darmwortel. Zijn lengte bedraagt 35 à 45 centimeter. Hij loopt naar boven, gaat verder achter de slokdarm en mondt ongeveer bij de zevende halswervel uit in de bovenste holle ader. In de borstbuis bevinden zich talrijke lymfocyten, die hoofdzakelijk door de lymfeknopen worden geproduceerd.

De rechter lymfebuis (ductus lymphaticus dexter) is slechts 1 à 1,5 centimeter lang. Hij neemt de lymfe op van de rechterbovenextremiteit, van de rechterhelft van hoofd en hals, en ook van het rechterdeel van de borstkas; vanzelfsprekend bestaat hij uit het lymfevat van de rechteroksel, het lymfevat van het rechterdeel van de hals, en uit het rechter lymfevat van het mesenterium. Alle lymfevaten beginnen in de vorm van blind eindigende capillairen, waarvan de wanden gemakkelijk vloeistoffen doorlaten en colloïdoplossingen kunnen absorberen. De lymfe wordt gevormd doordat water en verscheidene in plasma opgeloste stoffen uit de bloedcapillairen in het weefsel diffunderen, en van daaruit in de lymfecapillairen terechtkomen.

De milt

De milt (lien) is een orgaan de bloed aanmaakt, twaalf centimeter lang, zeven à acht centimeter breed en ongeveer drie à vier centimeter dik; zij weegt gemiddeld 150 à 200 gram. De milt paarsrood van kleur en ligt zo goed als horizontaal in het gebied tussen de negende en de elfde rib. Haar buitenste of wel diafragmakant (facies diaphragmatica) is koepelvormig, is glad en raakt aan de ribbenkant van het middenrif. Aan de holle binnenzijde komen in het zogenoemde miltweefsel (hilus lienis) verscheiden vaten en zenuwen binnen. Met uitzondering van het miltweefsel wordt het orgaan aan alle kanten bedekt door het buikvlies.

In de milt bevindt zich ongeveer 500 milliliter bloed dat niet deelneemt aan de bloedsomloop; de speciale structuur van zijn bloedvaten geeft het orgaan zijn opslagfunctie. Het bloed uit de capillairen stroomt in de milt allereerst in de veneuze sinussen en vervolgens in de venen. De doorsnee van deze sinussen hangt af van de aanwezige hoeveelheid bloed op een gegeven moment, ongeveer tussen de 12 en 40 micrometer (1 micrometer = 1 duizendste millimeter). Op de plaats waar de sinus in de ader komt, bevindt zich een sluitspier die het bloed binnen de sinus houdt, hem aldus vult en laat uitzetten. Het bloedplasma passeert de sinuswand en circuleert dan in het zachte weefsel; daardoor is de concentratie van bloedcellen in het miltbloed aanzienlijk hoger dan in de vaten van de andere organen. Als de sluitspier zich ontspant, vloeit het bloed van de veneuze sinussen in de venen, waar het weer aan de algemene bloedsomloop wordt toegevoerd. Bij een te laag zuurstofgehalte van het bloed contraheert de milt zich door een reflex en geeft zij een aanvullende hoeveelheid bloed af. Dit heeft plaats bij bloedverlies, te lage bloeddruk en koolstofdioxidevergiftiging, maar ook bij verhoogde spierarbeid. In het geval van groot bloedverlies is er evenwel een grens. Wordt die overschreden, dan kan de normale bloeddruk niet meer worden
gehandhaafd; de grens is bereikt bij 50 procent bloedverlies.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips