Tandbederf
Tandbederf (cariës) is een door bacteriën veroorzaakte ziekte van het gebit. Op de gewone verkoudheid na is tandbederf de meest voorkomende ziekte van de mens. Tandbederf komt het meest bij kinderen en jonge volwassenen voor, maar het blijft voor veel mensen een levenslang probleem.
Tandbederf is de belangrijkste oorzaak van het verlies van tanden bij mensen van alle leeftijden. Bijna de helft van alle kinderen heeft enige mate van tandbederf op vierjarige leeftijd en soms zelfs eerder, ondanks grote verbeteringen in de preventie van tandbederf door verandering van voeding, het gebruik van fluoride en goede mondhygiëne.
In het verleden hadden weinig mensen van middelbare leeftijd nog hun eigen gebit. Tegenwoordig houden mensen echter langer hun eigen tanden als gevolg van het gebruik van fluoride en betere gebitsverzorging, voeding en hygiëne. Hierdoor komt een betrekkelijk nieuw probleem, cariës van de tandwortel, nu vaker voor. Dit bederf van de tandwortel is een toenemend probleem bij oudere mensen. Ook bij de bestrijding van deze vorm van tandbederf is een levenslang programma van goede tandverzorging, verstandige voeding en goede mondhygiëne een vereiste.
hoe tandbederf ontstaat:
Tandbederf is het gevolg van drie samenwerkende oorzaken: bacteriën, suiker uit de voeding en een kwetsbaar oppervlak van de tand.
In de mond huizen bacteriën, net als in een aantal andere lichaamsholten. Deze bacteriën zetten een gedeelte van de suikers en koolhydraten uit de voeding om in zuur. De bacteriën maken met het zuur dat ze produceren deel uit van de kleverige neerslag, tandplaque, die zich hecht aan het oppervlak van de tanden. Behalve uit bacteriën bestaat plaque uit slijm en voedseldeeltjes. U kunt de plaque voelen als u enkele uren na het poetsen van de tanden met de tong over het oppervlak van de tanden strijkt. De plaque voelt enigszins ruw aan en is vooral goed te voelen op de achterste kiezen. Plaque hecht zich het sterkst in de putjes en spleten van de kiezen, bij de rand van het tandvlees, tussen de tanden en aan de rand van vullingen.
Het bederf veroorzakende zuur dat ontstaat in de tandplaque, tast de mineralen aan in de buitenste glazuurlaag van de tand. Dit aanvreten leidt tot de vorming van kleine gaatjes in het glazuur, die eerst helemaal niet opvallen. Het eerste teken van tandbederf kan pijn zijn bij het eten van iets dat zoet, erg warm of erg koud is.
Als de glazuurlaag eenmaal stuk is wordt het eronder gelegen zachtere tandbeen bedreigd. Het tandbeen bevat kleine kanaaltjes die naar de pulpa in het binnenste van de tand leiden. Als bacteriën de gevoelige pulpa bereiken is ontsteking het gevolg. Bloedvaten in de pulpa zwellen op en omdat er geen ruimte is binnen de harde tand om uit te zetten, gaat het pijn doen. Voorts voert het lichaam witte bloedcellen aan om het doordringen van bacteriën vanuit de tand in de omringende weefsels tegen te gaan.
Een dergelijke bacteriële infectie wordt tandabces genoemd. De bloedvaten rond de tand nemen in omvang toe. De uitgezette bloedvaten drukken op de zenuwen in de omgeving en dat doet nog meer pijn. Ondanks alle pogingen van het lichaam om de infectie te bestrijden, zal de pulpa vaak het onderspit delven en zullen de zenuw en de bloedvaten afsterven. De kiespijn zal ophouden maar vaak zal er vroeg of laat een abces ontstaan.
De ontwikkeling van tandbederf duurt een tijd, in een blijvend gebit vaak enkele jaren, maar bij melktanden gaat het sneller. Het eerste zuur wordt binnen twintig minuten na het eten gevormd. Gelukkig is de kwetsbaarheid voor zuur, bacteriën en voedsel niet zo verschrikkelijk groot. De chemie en de mechanica van de mond zorgen voor een zekere bescherming: speeksel en de bewegingen van de tong zullen het schadelijke materiaal gedeeltelijk wegspoelen. Ook bestaan er in de hedendaagse tandheelkunde behandelingen en preventieve maatregelen om de gevolgen van tandbederf te verminderen.
behandeling van tandbederf:
Omdat tandbederf in het begin meestal pijnloos is, worden de meeste gaatjes (caviteiten) pas ontdekt bij onderzoek van de tanden. Als tandbederf in een vroeg stadium vastgesteld en behandeld wordt, kunt u uzelf heel wat pijn en kosten en vooral de tanden zelf besparen.
Als een gaatje vroeg wordt ontdekt, zal alles minder pijnlijk verlopen omdat de buitenste delen van de tand, het glazuur en het tandbeen, veel minder gevoelig zijn voor pijn dan de pulpa. Een manier om vast te stellen of er gaatjes zijn is het maken van een röntgenfoto. De tandarts zal op grond van de voorgeschiedenis en de huidige toestand van het gebit beslissen of en hoeveel röntgenfoto’s noodzakelijk zijn.
Zelfs als het gebit veel geleden heeft, is de moderne tandheelkunde in staat het ongemak van de behandeling te beperken en vaak ook een element te redden. Dit laatste kan bijvoorbeeld door middel van een vulling (restauratie) of een wortelkanaalbehandeling, waarbij het zieke gedeelte van de tand wordt verwijderd en het gezonde deel van tand en wortel intact blijft, al of niet afgedekt met een kroon.
Vullingen
Vaak als u zelf geen klachten hebt, vindt de tandarts tijdens een periodieke controle toch een gaatje. In sommige gevallen echter voelt u in een tand lichte pijn bij het eten van iets zoets of iets dat erg warm of koud is. Waarschijnlijk is dit het allereerste symptoom van tandbederf dat u kunt waarnemen. Als u scherpe pijn voelt bij het eten van zoet, koud of warm voedsel, kan dat duiden op ernstig tandbederf. In al deze gevallen kan het bederf gewoonlijk worden gestopt door het verwijderen van het zieke stuk tand (boren) en het vervangen ervan met herstellingsmateriaal (vullen).
Als het bederf is uitgebreid, of als u buitengewoon gevoelig bent, kunt u een plaatselijke verdoving krijgen (ingespoten in het tandvlees). In het buitenland wordt wel een lachgasverdoving gegeven om de pijn en angst te verminderen; in Nederland of België is dat niet gebruikelijk. Indien u geneesmiddelen gebruikt moet u dat voordat u de verdoving krijgt tegen de tandarts zeggen, omdat sommige geneesmiddelen in combinatie met verdovingsmiddelen ongewenste reacties teweeg kunnen brengen.
Als het aangedane gedeelte van de tand is verwijderd, kan de tand hersteld worden. Welke soort vullingsmateriaal wordt gebruikt hangt af van de plaats en de functie van de tand. Molaren, de ware kiezen, die het meeste kauwwerk doen, hebben het meest te lijden. Daarom is hiervoor harder en sterker materiaal vereist dan voor de voortanden. Bovendien moet een vulling in een voortand, zo mogelijk, in een bij de tand passende kleur worden gemaakt.
Soms, als het bederf erg uitgebreid is, wordt een noodvulling gemaakt zodat de tandarts de reactie van de tand en het effect van de behandeling af kan wachten. Als alles er goed uit ziet kan de tandarts na enkele weken de noodvulling verwijderen en een blijvende vulling plaatsen.
Het meest gebruikte herstellingsmateriaal is zilveramalgaam. Dit wordt gebruikt voor de kiezen. Amalgaam is eigenlijk een legering van kwik, zilver en andere metalen. De laatste jaren is door het toevoegen van koper aan het amalgaam een veel sterkere soort vulling mogelijk dan vroeger.
Een gouden vulling (inlay) is een duurdere manier van herstellen en wordt soms gebruikt in plaats van amalgaam als een vulling sterker moet zijn en meer steun moet bieden. Een gouden vulling veroudert niet snel.
Vullingen in de voorste tanden moeten zo min mogelijk zichtbaar zijn. Tot voor kort werd hiervoor silicaat gebruikt, een soort porseleincement dat op tandglazuur lijkt. Tegenwoordig wordt steeds vaker kunsthars (composiet) gebruikt. Van beide materialen kan de kleur worden aangepast aan de kleur van de tand. In de toekomst zullen wellicht kunststoffen worden gemaakt die sterk genoeg zijn voor toepassing op de kauwvlakken van molaren en premolaren.
Soms wordt nog goudfolie (cohesief goud) gebruikt als vullingsmateriaal voor kleine gaatjes in de voorste tanden. Het is duurder dan porselein of kunststof maar veel duurzamer.
Als een kies zo slecht is dat verschillende vullingen of één grote vulling niet meer mogelijk zijn omdat de kies dan kan afbreken, zal de tandarts na het verwijderen van de slechte stukken het restant vullen met porselein of amalgaam en een porseleinen of metalen kroon, of een combinatie van beide, plaatsen. Gewoonlijk wordt een model gemaakt naar een afdruk van uw gebit en wordt vervolgens in een laboratorium de kroon gemaakt. De kroon wordt dan gepast en bijgewerkt en uiteindelijk met cement op het restant van de kies of tand geplaatst.
Wortelkanaalbehandeling
Als u een tand hebt die zo sterk aangetast of geïnfecteerd is dat het gevaar bestaat dat hij verloren gaat, kan een wortelkanaalbehandeling plaatsvinden. Dit betekent dat het vaat- en zenuwweefsel, de pulpa dus, uit de pulpakamer worden verwijderd samen met alle aangetaste delen van de tand. De wortel en de basis van de tand blijven intact.
Een wortelkanaalbehandeling vindt plaats bij de tandarts, gewoonlijk onder plaatselijke verdoving. In een aantal zittingen wordt de pulpa verwijderd en het gat dat ontstaat wordt ontsmet en gevuld met inert materiaal, bijvoorbeeld gutta-percha en cement. De tand zal nadien minder sterk zijn en daarom is een blijvende restauratie noodzakelijk, meestal met een kroon.
B/G Even