Ruggenprik
Door middel van een ruggenprik (lumbale punctie) kan de druk van de hersen- en ruggenmergvloeistof (liquordruk) gemeten worden en kan er een kleine hoeveelheid van deze vloeistof worden afgenomen voor laboratoriumonderzoek. Ook kan een ruggenprik gebruikt worden om verdovingsmiddelen, bepaalde geneesmiddelen en stoffen voor onderzoek toe te dienen.
De plaats waar de ruggenprik zal worden uitgevoerd, wordt soms plaatselijk verdoofd. Vervolgens wordt een dunne holle naald ingebracht tussen twee wervels laag in de rug. De naald passeert achtereenvolgens de huid, de bindweefselstroken tussen de wervels en de ruggenmergvliezen en bereikt dan het ruggenmergkanaal. Om de naald toegang te verlenen moeten de wervels een beetje uit elkaar komen te liggen. Daarom zal men u vragen op de zij te liggen met de benen opgetrokken tegen de borst en de armen rond de knieën. In deze houding wordt de rug gebogen en komen de wervels wat van elkaar te liggen.
Bij sommige aandoeningen, zoals een blokkade van het ruggenmergvocht in het midden van de rug, moet de ruggenprik tussen twee nekwervels verricht worden. Als de naald eenmaal op zijn plaats zit, wordt eerst de liquordruk gemeten. Vervolgens wordt wat vloeistof afgenomen en dan wordt de druk opnieuw gemeten. Als een geneesmiddel of andere stof wordt ingespoten, zal de hoeveelheid daarvan gelijk zijn aan de hoeveelheid hersenvloeistof die werd afgenomen. De betreffende stof wordt op lichaamstemperatuur gebracht en langzaam ingespoten om te voorkomen dat het centraal zenuwstelsel een schok krijgt. Als alleen wat vloeistof wordt afgenomen, duurt de ingreep ongeveer dertig minuten, maar als ook een stof moet worden toegediend, is er meer tijd mee gemoeid. De plaats van de ruggenprik wordt na de ingreep bedekt met een pleister om infectie te voorkomen.
Tijdens de ingreep kan een drukgevoel optreden. Erna kunt u hoofdpijn hebben door daling van de liquordruk ten gevolge van lekkage van hersenvocht in de weefsels. Door liggen neemt de hoofdpijn gewoonlijk af en als na een paar dagen de druk weer normaal is, verdwijnt de hoofdpijn helemaal.
Onderzoek van de hersen- en ruggenmergvloeistof is nodig voor het aantonen van diverse ziekten. Voorbeelden hiervan zijn multipele sclerose, het syndroom van Reye, het syndroom van Guillain-Barré, infecties van het centraal zenuwstelsel (hersenvlies- en hersenontsteking, polio of ziekten die verband houden met AIDS), bepaalde typen tumoren en subarachnoïdale bloedingen, die niet te zien zijn op een CT-scan. De vloeistof kan onderzocht worden op de aanwezigheid van eiwitten, suiker, rode en witte bloedcellen en kwaadaardige cellen. Ook kan de vloeistof gekweekt worden om infecties met bacteriën of virussen aan te tonen.
Een ruggenprik wordt ook gebruikt voor het inspuiten van contrastvloeistof of radioactieve stoffen, als deze nodig zijn voor het zichtbaar maken van de circulatie van de hersen- en ruggenmergvloeistof. Ook voor de toediening van geneesmiddelen, zoals antibiotica of cytostatica (geneesmiddelen tegen kanker), is deze ingreep bruikbaar.
Er zijn enkele risico’s verbonden aan de ruggenprik, hoewel minder dan vroeger. Er wordt meer aandacht besteed aan het voorkomen van infecties en de ingreep wordt selectiever toegepast. De mogelijkheid van CT-scan, bijvoorbeeld, maakt de ruggenprik voor het vaststellen van de meeste vormen van intracraniële bloeding (bloeding in het hoofd) overbodig. In die gevallen kan een ruggenprik gevaarlijk zijn.
Voor twee groepen patiënten blijft de ruggenprik een risico; ten eerste voor mensen met stollingsstoornissen, bij wie de ingreep aanleiding kan geven tot een bloeding op de plaats waar de naald door de ruggenmergvliezen heengaat en ten tweede voor mensen met verhoogde hersendruk, bij wie door het afnemen van de vloeistof inklemming van de hersenen kan optreden.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.