Centraal zenuwstelsel
In het menselijk organisme komen zenuwcellen, in een centrale positie opgehoopt, voor en vormen de hersenen (cerebrum) en het ruggenmerg (medulla spinalis). Vanuit deze centrale organisatie lopen zenuwuitlopers, gebundeld tot aan de rand (periferie) van het zenuwstelsel. Hersenen en ruggenmerg vormen het centrale zenuwstelsel. Hier worden de uit het perifere zenuwstelsel overgenomen signalen geanalyseerd en opgeslagen en er worden motorische signalen opgebouwd. Het vermogen van de hersenen om dit allemaal te presteren is zeer gecompliceerd en daarvoor zijn een ontelbaar aantal hersencellen nodig. De grootste activiteit van het zenuwstelsel gebeurt in de grote hersenschors. Hier is de zetel van het denkvermogen, de wil en het gevoel, zogezegd de centrale voor alle functies van het lichaam.
In de grote hersenschors ontstaan de voorstellingen en ideeën over de omgeving, goed en kwaad, goed en verkeerd, mooi en lelijk. Een groot netwerk van vaten voorziet het centrale zenuwstelsel van zuurstof en voedingsstoffen. Het ligt ingebed in holten van bot, die in het hoofd door de schedelkapsels gevormd worden en in de hals en de romp door de wervelkolom. Zij beschermen de hersenen en het ruggenmerg.
Binnenin wordt de bescherming versterkt door drie bindweefsellagen: in het hoofd worden de hersenen door hersenvliezen omgeven en in de wervelkolom wordt het ruggenmerg door vliezen omgeven. Tussen de middelste en de binnenste laag bevindt zich een tussenruimte, die met hersen- respectievelijk ruggenmergvloeistof (liquor) gevuld is. Door deze vloeistof wordt het centrale zenuwstelsel het best tegen mechanische beschadigingen beschermd.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.