Cytostatica

Cytostatica zijn stoffen die een remmende werking hebben op de celdeling en daardoor ook op de groei van gezwellen. De behandeling van kwaadaardige nieuwvormingen of gezwellen bestaat uit bestraling, operatieve ingrepen en toediening van geneesmiddelen (cytostatica). De meeste gezwellen worden gekenmerkt door een oncontroleerbare celdeling en groei. De werking van de groei-remmende stoffen is helaas bijna altijd tijdelijk.

Vlak na de Tweede Wereldoorlog werd ontdekt dat een verbinding bestaande uit stikstofmosterd een sterk remmend effect had op de groei van bepaalde soorten kwaadaardige gezwellen. De werking van deze stof vertoonde grote overeenkomst met de werking van röntgenstralen.

cytostatica

Pas veel later ontdekte men dat deze activiteit moest worden toegeschreven aan de alkylerende groep van de verbinding. Een alkylgroep, meestal bestaande uit koolwaterstof en vaak ook een waterstofatoom, is in staat om een organisch molecule te wijzigen door andere groepen of waterstofatomen te verdringen. Onder de alkylerende werking van de stikstof-mosterdverbinding verstaat men het binnendringen van een alkylgroep in de kernzuren van de gezwelcellen, waardoor de groei en de celdeling tot staan worden gebracht.

Sinds de ontdekking van het eerste cytostaticum zijn vele andere verbindingen ontwikkeld, waarvan een aantal het grote voordeel had minder giftig te zijn voor de andere weefsels. Een van de grootste problemen bij de toediening van deze geneesmiddelen is namelijk het feit dat ook andere weefsels in het lichaam worden belemmerd in hun groei. Na verloop van tijd moet de behandeling dan ook worden gestaakt. De alkylerende stoffen worden gerekend tot de zgn. mitosegiften, daar ze de celdeling (mitose) remmen. Een andere belangrijke groep cytostatica zijn de zgn. antimetabolieten, stoffen die de stofwisseling (metabolisme) van de cellen remmen. Deze stoffen gelijken wat hun bouw betreft sterk op foliumzuur, een van de belangrijkste basisprodukten van de cel.

De antimetabolieten nemen wel de plaats maar niet de werking van foliumzuur in, zodat de aangetaste cel in haar groei wordt geremd. Er is inmiddels een aantal andere antistoffen ontwikkeld, dat de plaats kan innemen van moleculen, die voor de groei van een cel van levensbelang zijn.

Alhoewel er thans meer dan twintig geneesmiddelen in de groep van de cytostatica zijn ontwikkeld, zijn de verwachtingen dat men hiermee tot een afdoende chemische behandeling (chemotherapie) van kwaadaardige gezwellen zou kunnen komen, niet in vervulling gegaan. Hiervoor is een aantal verklaringen te geven.

1. De dosis die moet worden toegediend om alle kwaadaardige cellen te doden is zo groot dat onherstelbare schade wordt toegebracht aan andere organen. Noodgedwongen moet de arts dus een lage dosering voorschrijven met het gevaar dat het gezwel verder groeit.

2. Wanneer een van de cel-remmende stoffen wordt toegediend blijkt vaak een zekere gewenning (resistentie) op te treden. Hierdoor kan de groei van een gezwel meestal niet langer dan een half tot één jaar worden tegengehouden. Men tracht dit laatste nadeel te ondervangen door afwisselende geneesmiddelen toe te dienen.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips