Bestraling

Bestraling is het geneeskundig toepassen van stralen met het doel bepaalde processen in het lichaam te beïnvloeden. Deze processen zijn veelal bepaalde ontstekingshaarden en gezwellen (tumors), voornamelijk kwaadaardige gezwellen. In de geneeskunde zijn vele soorten stralingen in gebruik. Straling is het uitzenden van energie door middel van elektromagnetische golven (trillingen).

In de ruimte, het luchtledige, is de voortplantingssnelheid onafhankelijk van de golflengte en bedraagt 300000 km per seconde. De ruimte heeft de natuurkundige eigenschap dat golven zich erin kunnen voortplanten. Materie is hiervoor niet nodig, evenmin als voor bijvoorbeeld de overbrenging van krachten zoals zwaartekracht en aantrekkingskracht. Elektromagnetische straling is een uitbreiding in de ruimte van periodiek wisselende elektrische en magnetische velden, die onverbrekelijk bij elkaar behoren. Men spreekt van elektromagnetische trillingen. Het zichtbare licht is zo’n elektromagnetische straling, met voor elke kleur een bepaalde golflengte.

bestraling

Van het gehele elektromagnetische spectrum zijn vele soorten stralen bruikbaar in industrie en wetenschap. Bij bestraling maakt men voornamelijk gebruik van stralingen met golflengten van 2-0,003 A.

De volgende eigenschappen van ioniserende stralen zijn van belang bij bestraling.

De rechtlijnige voortplanting.
De stralen zijn daardoor te richten. Hun kracht neemt af met het kwadraat van de afstand.
Het doordringend vermogen.
Een diep gelegen gezwel is dus te bereiken. Hoe korter de golflengte, des te groter is het doordringend vermogen.
Het ioniserend vermogen.
Door dit soort straling is de afgifte van energie mogelijk.
Het biologisch effect.
Deze straling oefent op levende cellen en weefsels een bepaald effect uit, afhankelijk van de gevoeligheid van de verschillende weefsels.

Röntgenstralen worden opgewekt in een röntgenbuis (luchtledig), waarin tussen de negatief geladen elektrode (kathode) en de positieve elektrode (anode) een spanningsverschil is aangelegd. De elektronen bewegen zich na zending (emissie) uit de gloeikathode versneld in de richting van de positieve plaat (anode), waarop zij botsen en geremd worden. Bij deze botsing ontstaan röntgenstralen die men via een ope-ning (diafragma) als bundel naar buiten kan laten treden. De op deze wijze opgewekte röntgenstraling is een zgn. remstraling. Karakteristiek hiervoor is dat de stralingsenergie uitgezonden wordt volgens een vloeiend verlopend golflengtespectrum met een maximum voor een golflengte die ligt tussen een minimale waarde (Amin., spreek uit labda minimaal; labda is de golflengte) en oneindig. Bij verhoging van het spanningsverschil tussen de beide elektroden verschuift zowel A min. als de plaats van het maximum naar kortere golf-lengtewaarden.

Een dergelijke straling noemt men ‘harder’. Deze harde röntgenstraling heeft een groter doordringend vermogen in weefsel dan de weke component van de straling en is daardoor beter geschikt voor bestraling van een gezwel dat diep in het lichaam is gelegen. De weke stralen (langere golflengte waarden) zijn vaak voor de oppervlakkige weefsels schadelijk doordat ze daar reeds hun biologische werking uitoefenen. Men kan de weke stralen door een filter onderscheppen, zodat er harde straling overblijft als men geen oppervlak-tebestraling wenst. Het filter is meestal een koperplaatje van een bepaalde dikte.

Tussen röntgenstraling en y-straling bestaat geen verschil in eigenschappen. Röntgenstraling wordt echter opgewekt door botsing van elektronen op een trefplaatje, terwijl y-straling die elektromagnetische straling is die vrijkomt bij het vervallen (desintegratie) van zware kernen volgens een lijnenspectrum.

Bij toepassing van radium voor bestralingen wordt radium op verschillende manieren toegediend. Het radiumzout zendt behalve y-straling ook a – en J?-stralen uit die door het platina-omhulsel van naald of tubus worden tegengehouden. In geval van het optreden van een lek in een radium-naald kan het eerste vervalprodukt van het radium, het radon, dat gasvormig is, ontsnappen en de omgeving besmetten. Daarom gaat men hoe langer hoe meer over op het gebruik van kobalt-6o of caesium-137, welke stoffen bij vervallen geen gasvormige produkten geven. Radium heeft een halveringstijd van ongeveer 1600 jaar; kobalt-6o van iets meer dan vijf jaar en caesium van 37 jaar.

Bestraling komt in principe hierop neer, dat getracht wordt zoveel mogelijk weefsel van het gezwel te vernietigen en daarbij de gezonde weefsels zoveel mogelijk te sparen. Dit vereist een juiste keuze van de stralenbron, alsook een exacte dosering van de hoeveelheid straling welke wordt gegeven en het kiezen van het optimale stralenveld (het deel dat wordt bestraald), zowel in de breedte als in de diepte.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips