Spier
De spieren (musculatuur) maken ca. 40% van het lichaamsgewicht uit en vormen het zogenaamde ‘vlees’ van het lichaam. Door zich te verkorten kunnen spieren delen van het lichaam laten bewegen. Men onderscheidt twee soorten spieren:
1) het willekeurige of dwarsgestreepte spierweefsel (de grote massa van het skeletspierstelsel);
2) het onwillekeurige of gladde spierweefsel (de spierlagen van de ingewanden, de bloedvaten en de urinewegen).
Een uitzondering is de hartspier; deze is dwarsgestreept, maar onwillekeurig.
Er zijn ruim 620 willekeurige spieren, ieder met hun eigen zenuwvoorziening (zie zenuwstelsel), eigen functie, een eigen plaats van oorsprong en een eigen aangrijpingspunt. Wat grootte en uiterlijk betreft verschillen de spieren nogal van elkaar. Het scala aan spieren reikt van de musculus gluteus maximus (grote bilspier), die het zitvlak vormt en het dijbeen beweegt, tot aan de musculi arrectores pilorum, die bij de haarfollikels aangrijpen en de haren van de huid oprichten. De spieren worden genoemd overeenkomstig hun ligging, vezelrichting, functie, vorm en aangrijpingspunt. Iedere spier is een zelfstandig orgaan en staat onder controle van een speciale zenuw of een zenuwgroep die hem met het ruggenmerg en de hersenen verbindt. Geen enkele spier werkt geheel geïsoleerd. Hoofdzakelijk vinden de volgende gecoördineerde processen plaats:
1) de geïnnerveerde (door zijn zenuwstelsel geprikkelde) spier trekt zich samen;
2) zijn tegenhanger (die in omgekeerde richting werkt), de antagonist, ontspant zich;
3) aangrenzende spieren trekken zich spontaan samen om de werking van de leidende spier te versterken.
Een spier raakt verlamd indien de innervatie onderbroken wordt. De willekeurige controle zal pas weer verkregen worden indien de zenuwfunctie hersteld is. Is de samenwerking van de zenuwen van verschillende spieren onderbroken (in de hersenen of daar waar de zenuwimpuls overgedragen wordt), dan heeft dat tot gevolg dat trillingen, stuiptrekkingen en ongecontroleerde bewegingen ontstaan. Het betreft hier dan een zenuwbeschadiging, geen spierbeschadiging.
Het gedrag van de spieren
Spieren zijn uit spiervezels opgebouwd; een weke, samentrekbare substantie, die door een vlies (sarcolemma) als een zak omgeven is. De spierdelen zijn in staat zich samen te trekken en zich te strekken, ze zijn elastisch, dat wil zeggen ze nemen na uitgerekt te zijn geweest weer hun oorspronkelijke lengte aan; ze reageren op zenuwimpulsen. Verder hebben de spieren een basisspanning, dat wil zeggen ze zijn nooit volledig ontspannen, maar altijd een weinig gespannen en bereid zich sterker samen te trekken. Men spreekt hierbij van de tonus (spanning) van de spier. Koude kan de spieren nopen tot een onvrijwillige contractie (rillen van kou waarbij warmte vrijkomt).
De spieren verrichten mechanische arbeid, waarbij tevens warmte vrijkomt. Zelfs wanneer de spieren zich ogenschijnlijk in rust bevinden, verbruiken ze energie en produceren derhalve warmte. Zodoende dragen ze bij aan de lichaamswarmte. De samentrekkingsenergie komt voort uit een gecompliceerde reeks van chemische reacties. Naast verschillende andere stoffen zijn hier zuurstof en glycogeen bij betrokken.
De spieren zijn in staat ca. 25% van de chemische energie om te zetten in arbeid; derhalve werken ze economischer dan de beste stoommachine.
Vermoeidheid van de spieren en spierzwakte
Wanneer de spiervezels zich samentrekken ontstaan bepaalde afbraakproducten uit de chemische reacties, met name kooldioxide en melkzuur. Wordt een spier, door een bijzondere inspanning of door een veelvoud van contracties, gedwongen boven een bepaalde grens te werken, dan kan het melkzuur niet zo snel afgevoerd worden als het aangemaakt wordt en tast de zenuwuitlopers (zenuweinden) aan. De vermoeidheid van de spier begint wanneer het melkzuur zich ophoopt. Zit er voldoende tijd tussen de opeenvolgende contracties, dan kunnen de verbrandingsproducten snel genoeg afgevoerd worden en raakt de spier niet zo snel vermoeid. Spierpijn heeft vaak meer te maken met een opeenhoping van verbrandingsproducten dan met een plotselinge verwonding of een klap. Bij lichte massage, warmte en rust gaat de pijnlijke spier weer functioneren.
Ontwikkeling en training van de spieren
Het willekeurige spierstelsel behoort tot die delen van het lichaam die door training, dat wil zeggen door voortdurend oefenen, tot aanzienlijke prestaties en behendigheden in staat gesteld kunnen worden. Dit doel kan echter alleen dan bereikt worden, wanneer de training voortdurend en effectief gedaan wordt. Het lijkt niet effectief om zich een flinke spiermassa aan te meten; beter kan men zich richten op een grotere harmonie van de bewegingsprocessen en een groter en constant prestatievermogen.
Ziekten van het spierstelsel
Naar verhouding hebben weinig ziekten met het spierstelsel zelf te maken. Bepaalde vormen van reuma betreffen ontstekingen van de musculatuur. Bij een verlamming ligt het meestal niet aan de spier, maar aan de zenuw die deze spier innerveert. Myasthenia gravis pseudoparalytica is een bijzondere vorm van spierzwakte (zie myasthenia).
Bij spieratrofie, een ziekte waarbij de musculatuur langzaam in volume afneemt, betreft het meestal een aandoening van zenuwen resp. hersenen of ruggenmerg. Spieratrofie kan ook ontstaan ten gevolge van een (aangeboren) ziekte die het spierweefsel aantast; de functie van de spieren gaat bij sommige van deze ziekten dusdanig achteruit dat dit de dood tot gevolg heeft. Soms worden de spieren door trichinen (haarwormen), die in rauw varkensvlees kunnen voorkomen, aangetast. Het ziektebeeld dat dan ontstaat is de zogenaamde trichinose.
Spierkrampen treden op bij hondsdolheid en tetanus. Tetanie (spierkrampen) kan door het onvoldoende functioneren van de bijschildklieren ontstaan (zie endocriene klieren).
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.