Massage
Massage is het manipuleren van lichaamsweefsel door dit te strelen, te wrijven, te kneden of te bekloppen. Het helpt bij het ontspannen en het wegnemen van de spanning en het stimuleert de bloedcirculatie in het weefsel en de spieren. Lichaamsdelen die met name goed gemasseerd kunnen worden zijn rug, schouders en nek. Er moet op worden gelet dat er geen gebieden worden gemasseerd die ontstoken zijn, met name op de ledematen, omdat dan het gevaar van het losmaken van bloedstolsels bestaat. Open wonden moeten worden gemeden evenals gebieden die uitslag hebben, een tumor hebben of overmatig gevoelig zijn.
De behandeling wordt uitgevoerd terwijl de patiënt zich in een comfortabele, ontvankelijke houding bevindt of op haar of zijn zij ligt. Een huidverzachtend middel of een lotion wordt op het te masseren gebied gebruikt om de wrijving te verminderen. Er worden sterke, krachtige bewegingen uitgevoerd en de handen van de masseur hebben altijd contact met het te masseren lichaamsdeel.
Er worden in het algemeen vijf methoden voor het masseren toegepast:
1. Effleurage: de Franse term effleurage betekent over het oppervlak glijden. Het is een massagemethode waarbij de hand in zachte lange halen over het lichaamsdeel glijdt. Krachtige bewegingen worden met de hand gedaan, zachte bewegingen met de vingertoppen. Effleurage met de vingertoppen op de onderbuik wordt veel gebruikt bij de Lamaze-methode voor natuurlijk bevallen.
2. Wrijfbewegingen: het wrijven bestaat uit het beschrijven van cirkelbewegingen van de billen tot aan de schouders die met de beide duimen worden uitgevoerd.
3. Petrissage: het woord petrissage komt van het Franse werkwoord ‘petrir’, dat kneden betekent. Bij deze methode worden grote delen van de huid zachtjes opgetild en samengedrukt. De masseur begint bij de rugkolom en werkt zo over het hele rug oppervlak. Deze methode wordt snel met krachtige halen uitgevoerd.
4. Rollende effleurage: de Franse term effleurage betekent over het oppervlak glijden. Rollende effleurage is een methode waarbij de hele hand met gesloten vingers gebruikt wordt om cirkelvormige wrijfbewegingen te maken. Deze methode wordt voornamelijk rond de schouders gebruikt.
5. Tapotage: bij de tapotagemethode (bekloppen) worden de pinken van beide handen gebruikt om een korte, slaande beweging langs de rug te maken. Er wordt een krachtige maar niet al te harde, gladde, ritmische beweging uitgevoerd. Er moet op worden gelet dat de patiënt geen kneuzingen oploopt. Deze methode wordt ook vaak toegepast op patiënten met bronchitis om te helpen bij het loskomen van het slijm in de luchtwegen.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.