Leermoeilijkheden bij kinderen
Spraak-, gehoor-, en gezichtsproblemen kunnen een ongunstige invloed hebben op het vermogen van een kind om te leren. Vele daarvan kunnen met succes behandeld of tenminste verbeterd worden. Vroege ontdekking is daarbij een belangrijke factor. Een zintuiglijke stoornis die tijdens de kleuterjaren wordt ontdekt, kan vaak verholpen worden voordat de intellectuele ontwikkeling van een kind hierdoor onherstelbaar wordt aangetast.
Het is dus belangrijk dat bij de periodieke onderzoeken van het kind testen op gehoor- en gezichtsscherpte worden verricht. Zo nodig moet een oogarts worden bezocht als er aanwijzingen zijn voor gezichtsafwijkingen.
Hieronder worden enkele zintuiglijke defecten vermeld die leermoeilijkheden kunnen veroorzaken.
Gehoorstoornissen. Om zijn taal en spraak te kunnen ontwikkelen, moet iemand kunnen horen. Daarom kan een gering gehoorverlies of een gehoorverlies aan één oor tijdens de kinderjaren een ongunstige invloed hebben op de taalverwerving van een kind. Hoe ernstiger het gehoorverlies, hoe groter het leerprobleem.
Naar schatting heeft 4 procent van de kinderen die jonger dan 5 zijn enig gehoorverlies aan beide oren en 10 procent heeft zelfs een verlies aan één oor.
Er komen vier typen doofheid bij jonge kinderen voor. Geleidingsdoofheid heeft betrekking op een stoornis in de overdracht van de geluidsprikkel van het uitwendig oor naar het inwendig oor. Perceptiedoofheid is het gevolg van afwijkingen van de haarcellen in het slakkehuis of van de gehoorzenuw. Gemengde doofheid treedt op indien zowel een geleidingsdoofheid als een perceptiedoofheid aanwezig is. Centrale doofheid is het gevolg van een functiestoornis van het gehoorcentrum in het centraal zenuwstelsel.
Indien uw kind een aangeboren doofheid heeft, kan dit probleem al binnen de eerste zes maanden vermoed worden. Indien uw kind echter gedeeltelijk doof is, zal dit waarschijnlijk niet worden vastgesteld voordat het kind tussen de 12 en 24 maanden oud is. Op deze leeftijd heeft het kind al kritische fasen voor taalontwikkeling en leren gemist. Om deze reden worden zuigelingen van wie gedacht wordt dat ze een ernstig risico lopen op een gehoorverlies, vaak binnen de eerste zes maanden aan een speciaal gehooronderzoek in een audiologisch centrum onderworpen. Het betreft dan kinderen die bij de geboorte asfyctisch zijn geweest (ademmoeilijkheden hebben gehad), bacteriële meningitis of infecties tijdens de zwangerschap of rond de geboorte hebben doorgemaakt, bij wie doofheid in de familie voorkomt, die aangeboren afwijkingen hebben van hoofd of nek, of die veel te vroeg zijn geboren. Voorts worden alle zuigelingen die een consultatiebureau bezoeken rond de negende maand getest op gehoorstoornissen.
De mate waarin gehoorverlies het leervermogen van een kind beïnvloedt, hangt af van de ernst van het verlies en van het bereik van de geluidsfrequenties dat is aangetast. Bovendien wordt het effect op de taal ontwikkeling, het leerproces, en de toekomstige schoolprestaties van het kind bepaald door de leeftijd waarop het verlies optreedt en door het tijdstip waarop het wordt vastgesteld en de behandeling wordt gestart.
Sommige vormen van gehoorverlies kunnen behandeld worden met geneesmiddelen. Andere vormen van doofheid kunnen operatief worden behandeld. Een hoorapparaat versterkt wat het kind aan gehoor over heeft en wordt beschouwd als het belangrijkste hulpmiddel dat uw kind in staat stelt normaal te functioneren.
In het algemeen is speciaal onderricht vereist, zelfs bij een lichte gehoorstoornis. Bij lichte vormen van gehoorverlies kan dit beperkt blijven tot spraaklessen; in ernstiger gevallen zal het kind buitengewoon onderwijs op een school voor gehoorgestoorde kinderen moeten volgen.
Tenslotte moet u zich realiseren dat de ouders van een kind met een gehoorstoornis een belangrijke rol spelen bij de toekomstige schoolprestaties van hun kind. U zult moeten leren het beste te maken van het gehoor dat uw kind rest. Technieken zoals liplezen en gebarentaal kunnen hierbij helpen. Deze technieken kunnen worden aangeleerd; het audiologisch centrum in uw omgeving kan u hierover nadere informatie geven.
Spraak- en taalstoornissen. Bepaalde ziekten kunnen storend inwerken op de normale ontwikkeling van de articulatie (goede en duidelijke uitspraak) van woorden en zinnen, alsmede op het begrijpen van de taal door een kleuter.
Ernstig vertraagde spraak- en taalontwikkeling die deel uitmaakt van een over de hele linie vertraagde ontwikkeling, kan een rol spelen bij een uitgebreidere vertraging van het bereiken van de verschillende mijlpalen in de ontwikkeling, zoals zitten, staan, lopen, en zindelijkheid.
Gehoorverlies, dat veroorzaakt wordt door centrale doofheid bij de geboorte of door middenoorontstekingen op de zuigeling- of vroege kleuterleeftijd, kan een oorzaak zijn van spraak- en taalstoornissen.
Neurologische stoornissen die gepaard gaan met spierzwakte en gebrekkige coördinatie en bij de geboorte aanwezig zijn of op zeer jonge leeftijd ontstaan, kunnen samen met beschadiging van de taalgebieden in de hersenen ook afbreuk doen aan de spraak en taal.
Een taalarme omgeving en affectieve verwaarlozing ten gevolge van conflicten tussen de ouders, scheiding of kindermishandeling kunnen bijdragen aan stoornissen van taal en spraak.
Wanneer u inzit over de gebrekkige articulatie van uw kind, zijn trage taalontwikkeling, het stotteren of andere afwijkingen in zijn spraak en begripsvermogen, raadpleeg dan uw huisarts.
Een verwijzing voor een verder gespecialiseerd onderzoek en voor behandeling kan soms volgen. Het kan een belangrijke en nuttige stap zijn in veel gevallen van spraak- en taalstoornissen.
Gezichtsproblemen. De kleuterjaren zijn cruciaal voor de ontdekking en behandeling van veel visusstoornissen (stoornissen van het gezichtsvermogen), waarvan sommige ernstig kunnen zijn en andere, zoals bijziendheid, alleen ernstig zijn in zoverre ze een leerstoornis teweeg kunnen brengen.
Kinderen met refractie afwijkingen (aandoeningen die een bril noodzakelijk maken) kunnen een gebrekkige interesse in leren tonen. Het kind dat verziend is, wil misschien geen boeken lezen, en een kind dat bijziend is, lijkt ongeïnteresseerd in alles wat zich op enkele meters van hem afspeelt. Scheelzien, wrijven in de ogen, vermoeidheid en hoofdpijn zijn de gewone verschijnselen.
Deze problemen kunnen gemakkelijk gecorrigeerd worden door een bril. Eenvoudige visusproblemen hebben geen ongunstig effect op het leren van een kind als ze in de kleuterjaren worden aangepakt.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.