Bijziendheid
Bijziendheid is een afwijking in de lichtbreking van het oog, waarbij alleen van dichtbij een scherp beeld op het netvlies wordt geworpen, terwijl verre voorwerpen zonder bril slechts onduidelijk worden gezien. Bij bijziendheid is het oog te lang, zodat uit de verte komende lichtstralen, die dus parallel invallen, reeds vóór het netvlies elkaar kruisen. Het punctum remotum van het bijziende oog ligt niet, zoals bij het normale oog, in het oneindige, maar, al naar de graad van de bijziendheid, op een afstand van 1 m tot dicht voor het oog. Om verder gelegen voorwerpen scherp te kunnen zien moet een concaaf glas voor het oog worden geplaatst.
Het zeer veelvuldig optreden van bijziendheid in een familie is een aanwijzing voor de erfelijkheid van deze afwijking. Daarnaast zijn uitwendige nadelige invloeden zeker niet onmogelijk, bijv. overdreven veel, of onder slechte omstandigheden uitgevoerd werk op korte afstand van de ogen. Ook een aangeboren of vroeg verworven geringe weerstand van het hoornvlies kan een belangrijke factor zijn in het ontstaan van bijziendheid complicaties van zeer sterke bijziendheid zijn uitrekking van het netvlies, zodat ook met een bril geen bruikbaar gezichtsvermogen aanwezig is, en vooral netvliesloslating, ook vertroebelingen van het glasachtige lichaam, die dan als drijvende stippen, storend kunnen werken.
Meestal blijft bijziendheid binnen de grenzen van het matige en neemt met het afsluiten van de groeiperiode niet meer toe. Echter met het oog op de ernstige complicaties, waarmee sterke bijziendheid gepaard kan gaan, moet een huwelijk tussen twee zeer sterk bijziende personen worden afgeraden. Verder moet tijdens de groei aandacht worden besteed aan de belichting bij werk op korte afstand van het oog, een goed druk van boeken, enz. en aan het rechtop zitten bij het schrijven.
Het voorgeschreven brillenglas moet permanent worden gedragen. De opvatting dat bijziendheid door het dragen van een bril erger zou worden, is onjuist, evenals de voorstelling, dat met het ouder worden de bijziendheid minder zou worden, want het te lang gebouwde oog wordt op hogere leeftijd niet korter; alleen bemerkt een bijziende zijn seniele bijziendheid niet, omdat hij toch al een bril droeg, die voor dichtbij bedoeld was en het punctum remotum, al naar de ernst van de bijziendheid, hoogstens 1 meter voor het oog kan liggen. Is dus een mens 3D (dioptrieën) bijziend, dan ligt zijn punctum remotum op 30 cm. Hij kan dus zonder bril tot het eind van zijn dagen goed lezen, maar voor in de verte zien, moet hij, juist als vroeger, een bril dragen. Voor bijziende personen, die door hun beroep geen bril kunnen dragen, zoals sportleraren of toneelspelers, zijn contactlenzen van groot nut.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.