Het in beeld brengen van gezwellen
Er is een toenemend aantal nieuwe beeldvormende methoden waarbij gebruik wordt gemaakt van radioactieve stoffen die zich in gezwellen ophopen. Gezwellen kunnen onder andere zichtbaar gemaakt worden met behulp van aan een radioactieve stof gekoppelde peptiden (kleine eiwitten) of monoclonale antilichamen (grotere eiwitten), met behulp van moleculen die positronen (positief geladen elektronen) uitzenden (positronemissietomografie, PET) en met behulp van andere radioactieve stoffen die door gezwellen opgenomen kunnen worden. Veel van deze stoffen zijn speciaal bruikbaar voor het in beeld brengen van bepaalde soorten tumoren.
Ze hopen zich op in de tumor dankzij een unieke eigenschap waardoor ze zich op een andere manier aan de oppervlakte van de tumorcel hechten of op een andere manier in de tumorcel worden opgenomen dan bij normale cellen het geval is. Deze beeldvormende methoden houden grote beloften voor de toekomst in, maar de meeste worden nog in klinische studies onderzocht of worden nog maar pas gebruikt voor het opsporen van kanker of voor het vervolgen van patiënten nadat ze voor kanker behandeld zijn.
Alle hieronder beschreven stoffen zijn radioactief of gehecht aan een radioactieve stof en kunnen met behulp van speciale camera’s zichtbaar gemaakt worden om de plaatsen waar zich tumorweefsel bevindt op te sporen. De verschillende soorten scans hebben elk een andere voorbereiding nodig, waarover de dokter u meer kan vertellen.
Peptiden. Indium-111-octreotide (toegepast bij octreotidescintigrafie) is een klein eiwit, gekoppeld aan een radioactieve stof, dat zich hecht aan tumorcellen die een bepaald eiwit, de zogenaamde somatostatinereceptor, op het celoppervlak hebben. Met behulp van Indium-111-octreotide kunnen bepaalde vormen van kanker opgespoord worden: bepaalde typen alvleeskliergezwellen (eilandceltumoren), zeldzame buikgezwellen (carcinodtumoren), bepaalde vormen van longkanker (kleincellig carcinoom) en bepaalde vormen van schildklierkanker (medullair schildkliercarcinoom). Daarnaast wordt de bruikbaarheid van dit onderzoek bij andere vormen van kanker onderzocht.
Het afspeuren van meerdere delen van het lichaam met een gammacamera begint meestal 4 tot 6 uur na injectie van de radioactieve stof in een ader van de arm en wordt de volgende dag herhaald. Er is geen speciale voorbereiding nodig, maar soms worden voorafgaand aan het onderzoek laxeermiddelen toegediend om de beeldvorming te verbeteren.
Monoklonale Antilichamen. Indium-111 satumomab pendetide (toegepast bij de zogenaamde Oncoscint) is een monoklonaal antilichaam (een groter eiwit) gekoppeld aan de radioactieve stof indium-111. In deze vorm hecht het zich aan een specifiek eiwit op de oppervlakte van tumorcellen van dikke darmkanker, endeldarmkanker en eierstokkanker. De beelden worden meestal 48 tot 128 uur na injectie van de radioactieve stof verkregen en meestal op meer dan 1 dag.
Waarschijnlijk komen in de toekomst andere monoklonale antilichamen beschikbaar voor het in beeld brengen van andere vormen van kanker. Tumorspecifieke Radioactieve Stoffen. Jodium-131 wordt toegepast na volledige of gedeeltelijke operatieve verwijdering van de schildklier in verband met schildklierkanker. Het jodium wordt ingenomen in de vorm van een vloeistof of capsule en 24 en/of 48 uur later worden met een gammacamera opnamen van de nek of van het hele lichaam gemaakt.
Men doet dit onderzoek om te weten te komen of er kankerweefsel is achtergebleven of teruggekomen. Voorafgaand aan het onderzoek moet u stoppen met uw schildkliergeneesmiddelen. Vraag uw arts hoe en wanneer u uw schildkliergeneesmiddelen moet staken en of er dieetmaatregelen nodig zijn. Na het onderzoek zijn er geen speciale maatregelen nodig. De gallium-67 scan wordt gebruikt om een aantal verschillende vormen van kanker in beeld te brengen, meestal lymfomen (kanker van de lymfeklieren), waaronder de ziekte van Hodgkin (een vorm van lymfklierkanker). Thallium-201 en technetium-MIBI, radioactieve stoffen die goedgekeurd zijn voor hartscans, worden nu ook onderzocht op hun geschiktheid voor het in beeld brengen van tumoren.
Positronemissietomografie (PET-scan). Veel van de moleculen die in het menselijk lichaam voorkomen kunnen in het laboratorium nagemaakt worden en gekoppeld worden aan een radioactieve stof. Hierdoor wordt het mogelijk afbeeldingen te maken van de verdeling van moleculen die in het lichaam voorkomen, zoals glucose (suiker), water en vele andere. Fluor-18-deoxyglucose (ook wel FDG genoemd) is een voorbeeld van zo’n radioactieve stof die door zijn gelijkenis met glucose door bepaalde organen en tumoren wordt opgenomen. Deze stof is erg nuttig voor het opsporen van bepaalde tumoren in die gevallen waarbij met andere afbeeldingstechnieken, zoals CT of MRI, niet vastgesteld kan worden of een zichtbare massa bijvoorbeeld op littekenweefsel of weefselversterf, of op de aanwezigheid van kanker berust. Daarnaast kan FDG het hart en de hersenen in beeld brengen voor het vaststellen van andere problemen dan kanker.
Voor positronemissietomografie is een speciale camera nodig en de afbeeldingen worden gemaakt kort nadat de radioactieve stof via een ader in de arm ingespoten is. Na het onderzoek is geen speciale zorg nodig
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.