Knie
De knie is het overgangsgebied tussen dij en onderbeen, waar het kniegewricht bewegingen mogelijk maakt. Het kniegewricht wordt gevormd door dijbeen en scheenbeen. In het spraakgebruik wordt onder A knie meestal het kniegewricht verstaan. Strekken van de knie kan geschieden tot dijbeen en scheenbeen een hoek van ca. 170 graden maken. Overstrekken komt voor bij sommige vrouwen en kinderen tot ca. 5 graden. Buigen is vanuit gestrekte stand mogelijk tot ca. 130 graden, daarna kan het been passief nog enkele graden verder worden gebogen. Draaien van het onderbeen ten opzichte van het dijbeen kan alleen in gebogen stand, tot 45 graden.
De pasgeborene kan de knieën niet strekken, bovendien wijken dijbeen en scheenbeen iets naar buiten uit (O-benen). Deze toestand verandert geleidelijk in het tegenovergestelde, zodat later dijbeen en scheenbeen naar binnen wijken (X-benen). Dit is bij de vrouw door het bredere bekken sterker dan bij de man.
Knie aandoeningen
van lichte letsels (kneuzing), waarbij zich slechts wat vocht in het kniegewricht ophoopt, tot zware letsels (overrekking en verscheuring van de gewrichtsbanden, beschadiging van de meniscus, ontwrichtingen en botbreuken) en zeer ernstige ontstekingsprocessen waarbij het gehele kniegewricht verloren gaat.
1. Kneuzing van de knie.
Hierbij is er geen botbreuk, noch ontwrichting of ernstige beschadiging van de banden opgetreden, maar door een directe inwerking van het geweld hoopt zich vocht of wat bloed in het gewricht op. Bij betasten en drukken op het gewricht ontstaat pijn. Op de röntgenfoto worden echter geen afwijkingen waargenomen. Meestal is het gewricht door de vochtophoping gezwollen en vaak is ook de beweeglijkheid beperkt. Bij lichte kneuzing volstaat men in de regel met een drukverband, dat wordt aangelegd met een elastische zwachtel om een laag vette watten. Bij sterke vochtophoping zal de arts alvorens het verband aan te leggen een hoeveelheid vocht uit het gewricht verwijderen door de naald van een injectiespuit in de gewrichtsholte te brengen. De patiënt wordt in het algemeen aangeraden het gewricht slechts zover te bewegen, dat hij geen pijn voelt. Helemaal bewegingloos houden van het gewricht doet echter stijfheid ontstaan. Het is nodig zo snel mogelijk actieve oefeningen uit te voeren, voor zover de pijn dat toelaat.
2. Verzwikken van de knie.
Dit is een ernstiger letsel omdat hierbij het kapsel of een of beide zijbanden van het gewricht overrekt worden en soms iets inscheuren. De verzwikking of verstuiking van de knie is het gevolg van een indirecte inwerking van geweld, waardoor een abnormaal sterke beweging ontstaat, waarbij aan één zijde van het gewricht het contact tussen de gewrichtsvlakken even verloren gaat. De verschijnselen zijn dezelfde als die bij een kneuzing, maar de plaatselijke drukpijn is duidelijk voelbaar en er is meer zwelling om het gewricht heen. Het gewrichtsvocht is veelal met bloed vermengd. De röntgenfoto’s tonen echter ook hierbij geen afwijkingen.
Wanneer de stevigheid van het gewricht niet belangrijk geleden heeft is een drukverband voldoende. Zijn echter de banden in belangrijke mate verscheurd dan is onbeweeglijkmaking door middel van een gipsspalk of op andere wijze aangewezen. De gerekte banden blijven lang pijnlijk en vooral op plaatsen waar ze zijn losgescheurd bestaat een sterke drukgevoeligheid. Na twee etmalen kan het genezingsproces door middel van warmte worden versneld.
3. Verscheuring van banden.
Zowel de zijbanden aan de buitenzijde van het gewricht als de kruisbanden in het gewricht kunnen door abnormale bewegingen of door direct geweld afscheuren. Bij verscheuring van de zij banden ontstaat hevige drukpijnlijkheid en daardoor bewegingsbeperking. De knie kan op abnormale wijze naar buiten of naar binnen doorbuigen. In sommige gevallen scheurt niet de zijband zelf, maar wordt zijn aanhechting van het bot van boven of onderbeen losgetrokken met meeneming van een klein botstukje. De behandeling is bij voorkeur operatief: hechten van de gescheurde band en daarna enkele weken in gips voor volledige rust.
Een verscheuring van de kruisbanden gaat meestal gepaard met een verscheuring van de zij banden. Door sterke overstrekking of te sterke buiging kan respectievelijk de achterste of de voorste kruisband afscheuren, waarbij vaak ook een klein botstukje uit het scheenbeen wordt meegetrokken. De patiënt kan dan het onderbeen abnormaal ver naar voren drukken ten opzichte van het bovenbeen.
4. Meniscusbeschadiging.
In de knie bevinden zich twee maansikkel of C-vormige, naar elkaar toegekeerde kraakbeenringen die met hun buitenrand aan het gewrichtskapsel vastzitten en met hun uiteinden aan verhevenheden op het midden van de vlakke scheenbeenbovenzijde vasthechten. Ze dienen vooral voor aanpassing van de twee halfronde knobbels van het dijbeenondereindc aan de platte bovenkant van het scheenbeen. Tevens maken ze schuifen draaibewegingen van het bovenbeen ten opzichte van het onderbeen mogelijk. De menisci passen zich door hun vervorm baarheid aan de wisselende vorm van het gewricht aan bij de kniebewegingen. Bij buitenwaarts draaien van het bovenbeen verandert de binnenste meniscus sterk van vorm, bij binnenwaarts draaien de buitenste. De binnenste meniscus wordt vijf tot zes maal vaker beschadigd dan de buitenste. De verscheuringen geschieden soms door een zwaar letsel, maar het komt ook vaak voor dat er geen of slechts een licht letsel in het spel is. Meestal leidt plotselinge strekking van de knie uit een gebogen of gedraaide stand of een plotselinge draaiing van het bovenbeen bij gebogen knie, terwijl de voet vaststaat, tot verscheuring van de meniscus.
Dit gebeurt nogal eens bij voetballen, zodat de term voetbalknie voor een meniscusbeschadiging algemeen gebruikelijk is geworden. Meestal ontstaat door een eerste letsel een kleine scheur, waarbij de kraakbeenschijf gedeeltelijk in de lengterichting wordt gespleten. Wanneer de scheur volledig wordt, kan het losse deel in het kniegewricht vastraken. Bij inklemmen van de meniscus komt het gewricht vast te zitten in een licht gebogen stand. Het is dan gezwollen en pijnlijk bij het betasten. Strekken is niet meer mogelijk. Buigen is pijnlijk, maar wel uitvoerbaar.
Kleine scheurtjes genezen gemakkelijk, vooral wanneer de kniebewegingen gedurende enkele weken worden uitgeschakeld . Direct na het ongeval kan zich ook bloed in het gewricht ophopen (hemartrose). Het kan ook enige dagen duren voor een knie dik wordt; dan is er meestal slechts sprake van ophoping van helder vocht. Wanneer de inklemming van een meniscus langer dan zes weken bestaat of wanneer de scheurtjes bij herhaling optreden, wordt de meniscus operatief verwijderd.
De patiënt wordt aangeraden daarna nog een half jaar een kniekous te dragen. In de regel ontwikkelt zich in korte tijd een nieuwe meniscus.
Teneinde na de operatie het herstel van de bruikbaarheid van het kniegewricht zo snel mogelijk te laten verlopen, wordt de patiënt reeds twee of drie dagen na de operatie aangeraden herhaaldelijk bij wijze van oefening de knieschijf op te trekken door de bovenste dij beenspieren te spannen. Dit gebeurt dus met het gipsverband om. In het algemeen kan de patiënt tussen de tiende en twaalfde dag opstaan. De meeste mensen zijn na zes weken weer tot werken in staat. Na de operatie heeft men soms last van verstijving van het kniegewricht door overmatige bindweefselvorming. Dit kan soms zeer hinderlijk zijn en hoe actiever men hierbij soms met oefeningen te werk gaat, hoe stijver de knie wordt. Voorzichtig oefenen en passieve bewegingen geven dan de snelste genezing.
5. Ontwrichting van de knie.
Deze aandoening kan ontstaan wanneer bij vaststaande voet en onderbeen een geweld op de knie of op het dijbeen inwerkt en daarbij de kniebanden inscheuren. Het onderbeen kan na het ongeval ten opzichte van het bovenbeen in vele richtingen worden verplaatst. Een dergelijke ontwrichting moet onder algehele verdoving worden opgeheven, hetgeen geschiedt door de knie loodrecht te buigen en onder lichte trek de gewrichtsvlakken op elkaar te brengen. Hierna wordt de knie enige maanden in een gipshuls in lichte buiging gefixeerd. Gedeeltelijke ontwrichtingen kunnen optreden na doorscheuren van de binnenste zij band, hetgeen nogal eens bij skilopen gebeurt. Door afglijden van de trapper van de fiets kan verder een ontwrichting van de knieschijf optreden, die geen behandeling behoeft.
Door aangeboren slapte van het bandenapparaat van de knie kan soms na de puberteit, meestal bij vrouwen, zonder voorafgaand letsel een ontwrichting van de knieschijf optreden. Indien de aandoening hardnekkig is wordt een operatieve correctie uitgevoerd waarbij een deel van de kniepees wordt verplant.
6. Botbreuken. Breuk van de botstukken die deel uitmaken van het kniegewricht kunnen zowel de knobbels van het onderuiteinde van het dijbeen betreffen als de bovenkant van het scheenbeen. Dergelijke breuken vereisen altijd specialistische behandeling en meestal langdurige revalidatie. Een breuk van de knieschijf kan ontstaan door een directe val of stoot en een enkele maal, maar dan vooral bij ouderen, door plotseling heftig aanspannen van de vierhoofdige dijbeenspier, waarvan de kniepees deel uitmaakt en waarin de knieschijf ligt ingebed. De breuklijnen kunnen stervormig of eenvoudigweg dwars verlopen. Soms kan in het midden van de knieschijf een richel worden gevoeld als de beide knieschijfdelen uit elkaar zijn getrokken. De actieve strekking van de knie is dan onmogelijk, terwijl dit passief nog wel kan. Indien de beide botstukken niet te ver van elkaar zijn verwijderd wordt volstaan met een gipsspalk; is de verwijdering echter te groot dan moeten de botstukken operatief aan elkaar worden gehecht. Het herstel vergt drie tot vijf weken.
7. ‘Knieslijtage’.
Artrose of achteruitgang van het knieweefsel ontstaat meestal door overbelasting, bepaalde afwijkingen in de stand van het kniegewricht, oneffenheden van de gewrichtsvlakken, zowel aangeboren als na beschadiging door letsel of infectie. Het kraakbeen wordt op de plaats van de grootste druk dun, het bot wordt hard en er treden veelal randwoekeringen op. De voornaamste klachten zijn: pijn, een krakend geluid bij bewegen van de knie, vermoeidheid en af en toe zwelling van het gewricht. Fysiotherapie is voor deze aandoening de belangrijkste behandelingsmethode. In het begin staan onbelast oefenen, rust en warmte op de voorgrond. De chirurg kan soms in een later stadium besluiten tot het verwijderen van losgeraakte stukjes kraakbeen en eventueel doorsnijden van gevoelszenuwen om de pijn te bestrijden. Van groot belang is verder dat te zware patiënten in gewicht verminderen, omdat overbelasting van het gewricht een belangrijke oorzakelijke factor is.
8. Gewrichtsontsteking.
Ontstekingsprocessen in de knie kunnen worden veroorzaakt door tuberculose en geslachtsziekten (druiper en sjanker). De druiper geeft in het begin een sterke roodheid van de huid en bewegingsbeperking, terwijl de sjanker gepaard gaat met sterke misvormingen en woekeringen die pijnloos verlopen. Bij gewrichts-tuberculose van de knie wordt over pijn geklaagd bij belasting. Aanvankelijk bestaat een lichte zwelling. De huid over de knie voelt dik aan. Wanneer de zwelling toeneemt en de spieren door ongebruik in omvang achteruitgaan ontstaat een spoelvormig gewricht. De aandoeningen worden behalve met antibiotica behandeld met warmte en bedrust. Soms moet de chirurg overgaan tot operatieve verstijving van de knie, wanneer de verwoesting reeds te ver gevorderd is.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.