Leverfuncties

De lever is niet alleen het grootste maar ook het veelzijdigste orgaan want ze heeft een groot aantal functies. Hieronder vallen produktie, afbraak en opslag. De lever cellen bevatten enzymen voor vele chemische processen, terwijl er ook belangrijke stoffen in zijn opgeslagen.

Onder de in de lever opgeslagen stoffen bevinden zich koolhydraten, vetten en eiwitten. De stofwisseling van elk van deze drie voedselgroepen vindt in de lever plaats. Glycogeen wordt in de vorm van lange moleculen in de levercellen gedeponeerd en wordt afgebroken en als glucose weer in het bloed gebracht om energie te leveren.

Vet wordt in de lever zowel afgebroken als opgebouwd en in de cellen opgeslagen. Vele stikstofhoudende afvalprodukten worden in de lever ongevaarlijk gemaakt door combinatie met andere stoffen: ureum, het voornaamste stikstofhoudende produkt wordt er gevormd uit ammoniak (dat giftig is voor het lichaam) en koolzuur.

De levercellen stellen ook eiwitten samen. Ze maken albumine en een deel van de globuline in het bloedplasma en fibrinogeen en protrombine die nodig zijn voor bloedstolling. Per dag wordt tot ruim 1 liter gal afgescheiden. Het is een taaie, donkergroene basische vloeistof, gekleurd door bilirubine, een afbraakprodukt van de bloedkleurstof (hemoglobine), en bevat cholesterol en galzouten. De laatste spelen een belangrijke rol bij de opname van vetten vanuit het voedsel door de darmwand.

Het opslaan van bepaalde vitamines is een andere functie. Vitamine A is in grote hoeveelheden in het levervet aanwezig en ook vitamine D komt erin voor (vandaar de waarde van levertraan). De lever zelf bevat vitamine B1£ die het mogelijk maakt dat rode bloedcellen van een wand of membraan worden voorzien; ook als het lichaam door een onvoldoende dieet of een maagkwaal maandenlang van de daartoe nodige stoffen verstoken blijft.