Cholesterol
Cholesterol is de naam voor een scheikundige verbinding die is afgeleid van chole = gal en stereos = vast. De sterolen zijn een groep van scheikundige verbindingen die in de een of andere vorm in alle plantaardige en dierlijke cellen voorkomen.
Cholesterol is voor de gewervelde dieren de belangrijkste vertegenwoordiger van de groep van de sterolen. Het komt in de gal voor, zoals de naam aangeeft, maar het is ook het belangrijkste bestanddeel van vitamine D en een aantal hormonen die in de schors van de bijnier worden gemaakt. Te zamen met andere vetachtige stoffen (zgn. fosfolipiden) vormt cholesterol het hoofdbestanddeel van de wanden of membranen van vele typen cellen. In zenuw en hersenweefsel neemt cholesterol een bijzondere plaats in, het is nl. een van de basisprodukten van het isolatiemateriaal dat zich om de meeste zenuwvezels bevindt. Dit isolatiemateriaal, dat myeline wordt genoemd, is in dunne laagjes om de zenuwvezel gewonden en heeft als belangrijkste taak te voorkomen dat de elektrische signalen, die door de zenuwvezels worden getransporteerd, van de ene zenuwvezel op de andere overspringen. Het heeft in dit opzicht een identieke taak als de isolatie die om een elektriciteitsdraad zit.
In de gal komt cholesterol in betrekkelijk hoge gehalten voor (0,05-0,3%). Onder bepaalde omstandigheden (zie Gal) kristalliseert cholesterol uit in de gal, waardoor galstenen ontstaan.
Cholesterol is de laatste jaren in een kwade reuk komen te staan, daar het in belangrijke mate verantwoordelijk wordt gesteld voor het ontstaan van slagaderverkalking (zie Athero-sclerose).
Vetten zijn opgebouwd uit een driewaardig alcohol – glycerol – en vetzuren. De vetzuren zijn zwakke tot zeer zwakke zuren, waarbij geldt hoe langer de koolstofketen hoe zwakker het zuur. De verzadigde vetzuren voldoen aan de formule CnH2n+iCOOH en de onverzadigde vetzuren aan de formule CnH2n iCOOH. De onverzadigde vetzuren hebben dus twee waterstof-(H (atomen minder. De meest voorkomende verzadigde vetzuren zijn boterzuur (n = 3), stearinezuur (n=i7) en palmitinezuur (n=i5), die respectievelijk voorkomen in boter, rundvet en schapevet. Het belangrijkste onverzadigde vetzuur is oliezuur (n = 17) dat o.a. in olijfolie voorkomt.
De vetten die in de natuur voorkomen bestaan uit esters van glycerol met de bovengenoemde vetzuren. Een ester van glycerol ontstaat doordat de hydroxyl(OH)groep zich met de waterstof (H) van het zuur verbindt tot water (H20). De overblijvende verbinding wordt een ester genoemd. Het deel in het blauwe vlak links komt in deze vorm in elk vet voor, wat verschilt is de groep die aan het eind zit vastgemaakt. Meestal bestaan de lange zijketens uit verschillende soorten vetzuren (meervoudige verbindingen).
Voor de verestering van deze stoffen, de verbinding van glycerol met vetzuren, zorgt de natuur. De afbraak van vetten tot glycerol en vetzuren vindt in het menselijk lichaam voornamelijk plaats onder invloed van enzymen uit de gal en het alvleeskliersap.
De meeste medische deskundigen zijn het er over eens, dat de hoeveelheid cholesterol in het bloed verhoogd of verlaagd kan worden door de soorten vetten in het voedsel. Voedingsvetten bevatten drie soorten vetzuren: verzadigde, enkelvoudig onverzadigde en meervoudig onverzadigde vetzuren. Deze blijken het cholesterol op verschillende manieren te beïnvloeden. Verzadigde vetzuren hebben de neiging het cholesterolgehalte van het bloed te verhogen, meervoudig onverzadigde vetzuren hebben de neiging het te verlagen en enkelvoudig onverzadigde vetzuren hebben geen invloed. De harde dierlijke vetten hebben een hoog gehalte aan verzadigde vetzuren, de meeste plantaardige oliën zijn evenals visoliën rijk aan meervoudig onverzadigde vetzuren. Een hoog cholesterolgehalte van het bloed verhoogt de kans op het ontstaan van vervetting en vernauwing van de slagaders, vooral van die vaten welke het bloed naar het hart en de hersenen vervoeren.
Het hoge cholesterolgehalte is een van de belangrijkste zogenaamde risicofactoren en treedt vaak op in combinatie met andere risicofactoren, zoals te hoog lichaamsgewicht, te hoge bloeddruk, geestelijke spanningen en roken. De combinatie van verschillende risicofactoren bij hetzelfde individu verveelvoudigt de kans op ernstige ziekteverschijnselen en doet de sterftekans stijgen. Gestreefd moet dus worden naar een zo laag mogelijk cholesterolgehalte van het bloed, hetgeen betekent dat het dieet zo weinig mogelijk verzadigde vetzuren moet bevatten.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.