Bloed

Bloed is de rode vloeistof, die in een gesloten vaatsysteem van het menselijke en dierlijke organisme de stofwisseling verzorgt. De belangrijkste functies zijn: transport van zuurstof uit de longen naar de lichaamsweefsels en het terugbrengen van het koolzuur uit de weefsels naar de longen, verder verzorgt het bloed de in het bloed opgeloste voedingsstoffen naar alle lichaamsdelen en het afvoeren van alle stofwisselingsafvalstoffen naar de uitscheidingsorganen.

De volwassene met een gemiddeld gewicht van 70 kg heeft 5 à 6 liter in zijn lichaam. Verliest hij acuut een derde deel van de bloedvoorraad, zonder dat deze direct aangevuld wordt, dan treedt de dood in. Een halve liter verlies kan het lichaam door zijn bloedvormende organen gemakkelijk aanvullen. Zuurstofrijk slagaderlijk bloed is helderrood, terwijl zuurstofarm aderlijk bloed donkerrood is.
Het bevat vele vaste en vloeibare bestanddelen. Daartoe behoren de rode en witte bloedlichaampjes, de bloedplaatjes en het plasma. Plasma, het vloeibare bestanddeel, bestaat voor 90% uit water.

In het plasma worden belangrijke bestanddelen in opgeloste vorm naar de verschillende lichaamsdelen getransporteerd. Dat zijn organische stoffen zoals bijvoorbeeld glucose (bloedsuiker) en urineproducten en anorganische stoffen zoals natrium en kalium, gassen zoals zuurstof en kooldioxide, verder hormonen, antistoffen, enzymen en eiwitten. Het plasma bevat 7 à 8% eiwit, langs elektrische weg kan het bloedeiwit in verschillende groepen gescheiden worden. De belangrijkste groep is die van het gammaglobuline, die antistoffen tegen verschillende ziekten bevat. Naast de reeds genoemde functies ook een functie in de regulering van de lichaamstemperatuur.

Het bestaat uit rode en witte bloedlichaampjes, bloedplaatjes en bloedplasma. In de bloedsomloop van een volwassene bevindt zich ongeveer zes liter bloed, een hoeveelheid, die zes à acht procent van het lichaamsgewicht vertegenwoordigt. Bloedplasma, dat voor 90 à 92 procent uit water, en voor acht à tien procent uit vaste stoffen bestaat, is het vloeibare bestanddeel. Daarnaast bevat het de eiwitten albumine, globuline en fibrinogeen, die in hoofdzaak door de lever worden geproduceerd. Albumine is verantwoordelijk voor de consistentie, die noodzakelijk is voor een toereikende druk. Globuline zorgt voor de bescherming tegen virussen, bacteriën en schadelijke stoffen; fibrinogeen is verantwoordelijk voor de stolling.

rode bloed cellen

De rode bloedcellen heten erytrocyten. Erytrocyten hebben geen celkern, waardoor ze zich niet door middel van celdeling kunnen vermeerderen, maar door het beenmerg voortdurend nieuw aangemaakt moeten worden. In de regel bestaat het voor ongeveer 45 procent uit bloedcellen. Een milliliter bloed bevat ca. 5.000.000 erytrocyten, maar dit aantal kan variëren. Het totale oppervlak van alle erytrocyten waarover een mens beschikt, komt overeen met ongeveer 1500 maal zijn lichaamsoppervlak. Erytrocyten zijn samen met de rode bloedkleurstof hemoglobine in de eerste plaats verantwoordelijk voor het transport van zuurstof en koolstofdioxide (zie gassen).

Trombocyten of bloedplaatjes zijn ovale of afgeronde plasmaproducten; een milliliter bevat 200.000 tot 400.000 bloedplaatjes. Leukocyten of witte bloedlichaampjes zijn een belangrijke factor bij de bescherming tegen infecties en oor genezingsprocessen. Hun voornaamste taken bestaan uit fagocytose, de vorming van antistoffen, en de vernietiging en vertering van eiwittoxinen. Bij volwassenen bevinden zich in een illiliter bloed 6000 à 8000 leukocyten. Deze zijn niet alle aan elkaar gelijk, maar onderscheiden zich in kleuropzicht. De korrelige witte bloedcellen (granulocyten) stammen uit de holle ruimtes van de beenbalkjes in het beenmerg (myeloblasten). De eosinofiele granulocyten (een tot vier procent van alle leukocyten)) vernietigen soortvreemde eiwitten. De basofiele ranulocyten 0 tot 1 procent) denkt men, worden aangemaakt om een eventuele bloedstolling tegen te gaan die het genezingsproces vertraagt. De hoofdtaak van de neutrofiele granulocyten (70 procent) bestaat uit fagocytose en het isoleren van antistoffen.

De niet-korrelige witte bloedcellen (monocyten + lymfocyten) worden in het beenmerg en in de lymfatische organen aangemaakt. Als monocyten (vier tot acht procent) dringen ze door tot een
infectiehaard waar zij veranderen in grote vreetcellen (macrofagen). Lymfocyten (21 tot 35 procent) daarentegen hebben deel aan de regeneratieve processen in het lichaam na een infectie.

Alle organen die bloedcellen aanmaken of afbreken, ziet men als een systeem, het bloedvormings-systeem. Die organen zijn het beenmerg, de lever, de milt en de ymfklieren. In een tijdsduur van vierentwintig uur worden er ongeveer 200 tot 250 miljard erytrocyten aangemaakt. Dit is een proces waarbij vooral vitamine B 12 en foliumzuur noodzakelijk zijn. Een rood bloedlichaampje heeft een levensduur van ongeveer 120 dagen; het afbreken heeft plaats in de lever en de milt.

Klik hier voor meer info


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips