Gewrichtssoorten
Men onderscheidt verschillende soorten verbindingen, die de afzonderlijke beenderen van het skelet met elkaar verbinden.
Bindweefselverbindingen verbinden twee beenderen met elkaar door elastisch of collageen (hoog eiwitgehalte) bindweefsel.
Een voorbeeld van een bindweefselverbinding vormt bijvoorbeeld het vlies tussen het kuitbeen (fibula) en het scheenbeen (tibia).
Ook de naden tussen de schedelbeenderen van pasgeborenen zijn bindweefselverbindingen. Ze bevatten bindweefsel, dat tegen het einde van het tweede levensjaar volledig verdwijnt.
De bevestiging van het gebit in de kaak wordt aangeduid als wigvormig. Hier wordt het tandmateriaal door straf bindweefsel in de tandkas gehouden.
Kraakbeenverbindingen zijn continue beenverbindingen. Men onderscheidt verbindingen door hyalien of glasachtig kraakbeen en verbindingen door vezelig kraakbeen. Voorbeelden van verbindingen door hyalien kraakbeen zijn: de verbinding tussen het eerste, zesde en zevende rib (costa) met het borstbeen (sternum). Een verbinding door vezelig kraakbeen bestaat uit vezelig kraakbeen en bindweefsel.
Voorbeelden hiervan zijn de schaambeenvoeg (discus interpubicus) en de tussenwervelschijven.
Synoviale verbindingen worden in het alledaags taalgebruik ‘gewrichten’ genoemd. Zij maken een grotere actieradius mogelijk. Om die reden noemt men ze ook beweeglijke beenverbindingen. Deze soort verbinding bestaat uit minstens twee beenderen.
Deze zijn met kraakbeen bekleed. Daardoor kunnen de beide beenstukken – kop en kom – tegen elkaar aan of over elkaar heen glijden.
Direct tegen de gewrichtsvlakken aan zit een gewrichtskapsel. Dit bestaat uit twee lagen, die zenuwvezels en bloedvaten bevatten en ter versteviging naar buiten toe sterke zijbanden hebben. Door het binnenste vlies van het gewrichtskapsel wordt bovendien voortdurend gewrichtssmeer geproduceerd, die het glijden van de gewrichtsdelen gemakkelijker maakt.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.