Immuniteit
Immuniteit is verworven specifieke onvatbaarheid voor bepaalde ziekten. Onderscheiden worden relatieve en absolute immuniteit. Veel infectieziekten, in het bijzonder kinderziekten, geven een hoge graad van immuniteit.
Het is onwaarschijnlijk, dat iemand die een zogenaamde kinderziekte heeft gehad, deze ziekte nog eens krijgt, maar dit kan niet gegarandeerd worden. Vele andere infectieziekten geven nauwelijks immuniteit of alleen maar in beperkte mate en voor korte tijd (bijvoorbeeld malaria). Immuniteit is een bestanddeel van de resistentie tegen ziekten en berust op de resistentie tegen bepaalde ziekteverwekkers (ziekteverwekkers zijn onder andere bacteriën, virussen en parasieten). Het was een grote triomf voor de moderne geneeskunde kunstmatige immuniteit voor een groot aantal ziekten te kunnen bewerkstelligen.
In het bijzonder noemenswaard is in dit verband het succes van de Salk-entstof tegen kinderverlamming. Dit vaccin verhindert een infectie met het poliovirus (de verwekker van kinderverlamming) niet, maar verhindert wel dat de virussen in de zenuwcellen terechtkomen en een verlamming veroorzaken. Het eerste praktische resultaat van de ontwikkeling van kunstmatige immuniteit tegen een ziekte was de preventieve inenting tegen pokken, die door Edward Jenner in 1798 in Engeland ingevoerd werd.
Er zijn verschillende soorten immuniteit: natuurlijke, verworven, actieve en passieve immuniteit.
Natuurlijke immuniteit betekent alleen dat bepaalde levende wezens bepaalde infecties niet kunnen oplopen. Vissen krijgen bijvoorbeeld geen mazelen, paarden geen kinderverlamming, mensen geen varkenscholera.
De verworven immuniteit kan op verschillende manieren bereikt worden:
1) door het doormaken van een ziekte;
2) in het moederlichaam;
3) door kunstmatige immunisatie (inenting tegen pokken, polio enz.)
Immuniteit wil zeggen dat bepaalde lichaamscellen de bekwaamheid verwerven ziekmakende factoren te bestrijden, wanneer ze er een keer, in welke vorm dan ook, aan blootgesteld worden. Ze mobiliseren onmiddellijk antilichamen om binnendringende ziekteverwekkers onschadelijk te maken. De bloedvormende organen en de witte bloedlichaampjes nemen in eerste instantie aan deze strijd deel.
Antilichamen zijn stoffen die door een levend organisme als antwoord op een infectie door een bepaalde ziekteverwekker gevormd worden. De stof, die de vorming van antilichamen op gang brengt wordt antigeen genoemd. De aanwezigheid van antilichamen in het bloed kan in het laboratorium vastgesteld worden. De antilichamen bevinden zich in het bloed in het serum, niet in de bloedcellen. Ze behoren tot de gammaglobulinefractie van het bloed. Iemand, wiens bloed niet genoeg gammaglobuline bevat, loopt het gevaar vaker ziek te worden ten gevolge van infecties. In de bloedstroom van de moeder bevinden zich alle antilichamen tegen ziekten, die ze al eerder opgelopen had. Deze antilichamen komen terecht in het bloed van het kind, binnen 6 maanden verdwijnen ze echter weer en de lichaamscellen van het kind moeten dan zelf antilichamen vormen. Dit proces wordt door preventieve inentingen bevorderd.
Passieve immuniteit wordt door overdracht van reeds bestaande menselijke of dierlijke antilichamen bereikt. Een voorbeeld daarvan is de immuniteit van pasgeborenen door de antilichamen van de moeder. De directe inspuiting van gammaglobuline of menselijk serum kan tegen sommige ziekten in ieder geval een passieve immuniteit veroorzaken. Onder bepaalde omstandigheden is passieve immunisatie noodzakelijk, bijvoorbeeld bij de behandeling van difterie, tetanus, kinkhoest, bof, kinderverlamming, waterpokken, botulisme en koudvuur. Omdat de van buiten aangevoerde antistoffen snel verbruikt zijn, houdt passieve immuniteit slechts korte tijd stand (uren tot maanden).
Actieve immuniteit wordt bereikt wanneer de lichaamscellen geprikkeld worden zelf tegen bepaalde antigenen antistoffen te vormen. Actieve immuniteit wordt door ziekten veroorzaakt. Ze kan ook kunstmatig door het toedienen van een geschikt antigeen bewerkstelligd worden. Actieve immuniteit ontwikkelt zich langzaam, maar ze is van langere duur dan de passieve. Actieve immuniteit kan later weer door nieuwe inentingen bestendigd worden (zie immuniseren).
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.