Reukorgaan
Het reukorgaan ligt aan het begin van de luchtwegen en neemt een gebied ter grootte van een kwartje in, aan de rand van de bovenste neusschelp en op het er tegenover liggende neustussenschot.
Doordat het kleurstof (pigment) bevat, heeft het reukgebied een gele kleur en steekt het daardoor af bij het eromheen liggende rode slijmvlies. Of de pigmenten een functie bij het ruiken hebben, is niet duidelijk. Bekend is echter, dat dieren zonder pigment (albino’s) geen reukzin hebben. Het weefsel ( epitheel ) van het reukgebied (meer dan 10 miljoen receptorcellen) is om en nabij de 50 µm hoger dan het haartjesepitheel van de luchtwegen. De reukcellen zijn met de fijnste haartjes (cilien) (tot 12 per cel) en met slijm bedekt.
Zenuwuitlopers lopen als vezelbundels van de reukcellen naar het voorste deel van de reukhersenen, aan de basis van de hersenstam. De reukcellen zijn door een vliesdun been, het zeefbeen, van de reukhersenen gescheiden. Door dit zeefbeen, waarin kleine openingen zitten, gaan de zenuwvezels naar de hersenen. Nadat de informatie verwerkt is, worden wij ons van de geur bewust.
Reukcellen in het reukorgaan zijn chemoreceptoren, dat wil zeggen: de prikkel van de zintuigcellen is een gevolg van chemische processen aan de oppervlakte van de haartjes. Maar hoe de moleculaire reactie verloopt, waarmee honderden verschillende reukwaarnemingen onderscheiden kunnen worden, is onduidelijk. Gasvormige substanties zijn gemakkelijker te ruiken. Ook stoffen die in water oplosbaar zijn, zijn gemakkelijker te ruiken, omdat de geurmoleculen bij verdampen ook in de lucht terechtkomen.
Van dit principe wordt door de parfumindustrie dankbaar gebruikgemaakt. Het waarnemen van geurverschillen kan getraind worden, een vakman in de parfumindustrie onderscheidt meer dan 5.000 geuren.
Wanneer een geur langer blijft hangen, wordt die niet meer waargenomen. Er wordt aangenomen, dat alle receptoren door de betreffende geurstof bezet zijn en zich weer moeten herstellen.
Reukcellen in het reukorgaan sterven na ongeveer 4 weken af en worden door nieuwe vervangen. De afgestorven cellen worden met het slijm uitgescheiden. Voor geuren zijn er geen eenduidige namen. Ze worden meestal naar een bepaald iets genoemd, bijvoorbeeld viooltjesgeur, brandlucht. Dieren hebben vaak een beter ontwikkelde reukzin dan de mens. Daarom kunnen ze zich daarmee beter oriënteren, bijvoorbeeld de hond die op zoek is naar sporen.
De reukhersenen zijn nauw met het limbische systeem verbonden. Deze verbinding verklaart, waarom geuren als aangenaam ervaren worden of afkeer oproepen of met bepaalde gebeurtenissen in verband gebracht worden.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.