Zintuigcellen
De eigenlijke zintuigcellen van het gehoororgaan zijn trilhaarcellen die in rust een elektrische lading bezitten, zoals alle prikkelbare cellen van de zintuigen en het zenuwstelsel. Elke trilhaarcel kan worden vergeleken met een kleine microfoon die alleen in staat is één bepaalde geluidsfrequentie op te vangen en te verwerken.
Bij prikkeling van zo’n trilhaarcel door beweging (ombuigen) wordt deze ontladen (zoals een accu of batterij zich plotseling kan ontladen) waardoor een elektrische prikkel ontstaat. Deze elektrische impuls of signaal wordt overgebracht op de zenuwvezel van die trilhaarcel en vervolgens via de gehoorzenuw als elektrische signalen naar de hersenen geleid.
Men vindt in het slakkehuis een rij trilhaarcellen die verloopt van de basis tot de top. De werking van het slakkehuis berust erop dat verschillende gedeelten van deze rij trilhaarcellen geprikkeld worden door verschillende toonhoogten van geluid.
Geluidstrillingen
De trilhaarcellen staan op een membraan die aan de basis van het slakkehuis veel stugger is dan aan de top. Hierdoor veroorzaken geluidstrillingen met een hoog trilligsgetal een grote uitwijking van het deel van deze membraan direct bij het ovale venster. Die met een laag trillingsgetal veroorzaken de grootste uitwijking juist in de top van het slakkehuis.
Het hoorbare geluid strekt zich bij jonge volwassenen uit van circa 16 Hertz (trillingen per seconde) tot 20.000 Hertz. Hoe groter de plaatselijke uitwijking van het genoemde membraan, hoe meer de trilharen verbogen worden en hoe sterker de cellen worden geprikkeld. Iedere haarcel heeft dan ook afhankelijk van zijn plaats in het slakkehuis een karakteristiek voorkeurstrillingsgetal.
Geluiden met een trillingsgetal van circa 500 tot 4000 Hz behoeven de minste sterkte om nog een geluidswaarneming te veroorzaken. Zij worden dus het gemakkelijkst gehoord: het gehoororgaan is voor deze tonen het gevoeligst.
De zeer hoge en zeer lage tonen hebben een veel grotere geluidssterkte nodig om te worden gehoord. Het gebied waarin ons gehoor het meest gevoelig is, is tevens het voor ons zo belangrijke gebied van de menselijke spraak.
Een zeer belangrijk gedeelte van de spraak bestaat uit geluiden van deze toonhoogte. Weliswaar doet zich in het verstaan van de spraak ook de invloed van hogere tonen gelden, maar hoe belangrijk het genoemde deel is bewijst de telefoon, die geen tonen overbrengt met een trillingsgetal boven de 2000 Hz. De ontbrekende boventonen waaraan we wel gewend zijn “denken” we er onbewust bij op basis van de lagere tonen die ons door de oorschelp van de telefoonhoorn bereiken.
De gevoeligheid van het menselijk oor voor geluidsprikkels in dit spraakgebied is bijzonder groot. Als de drukgolf van een geluidsbron bij de genoemde toonhoogte het trommelvlies bereikt, begint dit zeer fijne vlies heen en weer te bewegen.
De afstand waarover het trommelvlies in het gevoelige gebied moet worden verplaatst om een juist waarneembare geluidsindruk teweeg te brengen is in de orde van grootte van het kleinste molecuul dat we kennen: het waterstofmolecuul.
Zelfs met de elektronenmicroscoop met zijn vergrotingen van enkele honderdduizenden malen kan men een dergelijke kleine verplaatsing niet zichtbaar maken. Als het oor, even voor de vergelijking, zo groot gedacht wordt als de hoogste berg in Europa zou deze verplaatsing bij dezelfde vergroting ongeveer gelijk zijn aan de dikte van een blad papier.
De moleculen in de ons omringende lucht zijn voortdurend in beweging. Ware de gevoeligheid van het oor nog groter dan zouden deze buitengewoon kleine bewegingen reeds tot een geluidsindruk voeren en dan zouden wij niet in staat zijn boven dit voortdurende geruis uit de voor ons nuttige geluiden te horen.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.