Kaak
De kaak is het tanden dragend deel van het skelet, te onderscheiden in bovenkaak (maxilla) en onderkaak (mandibula). De bovenkaak wordt gevormd door het linker en rechter boven-kaakbot (os maxillare), elk met een kaakholte (sinus maxillaris) en ten opzichte van de rest van de aangezichtsschedel onbeweeglijk. De wel beweeglijke onderkaak bestaat eveneens uit twee botstukken die echter stevig met elkaar vergroeid zijn tot één botstuk. In de V-vormige horizontale delen van boven- en onderkaak is het gebit sluitend op elkaar (occlusie) ingeplant. Naar achteren toe vormt de onderkaak een vrijwel rechte hoek naar boven, waar het aan elke kant in twee uitsteeksels eindigt die met het slaapbeen het kaak-gewricht vormen. De uitsteeksels hebben gewrichtsknobbels.
De twee met elkaar vergroeide botstukken van de bovenkaak vormen te zamen het grootste en centrale botstuk van de aangezichtsschedel, waaromheen de andere botstukken zijn gegroepeerd. Aan de bovenzijde vormt de bovenkaak de bodem van de oogkassen, verder is hij naar boven toe vergroeid met de neusbeenderen. Hij bevat een uitspringend, gebogen gedeelte dat in de neusholte naar binnen dringt en de onderste neusschelp wordt genoemd. Aan de onderzijde springt een horizontale plaat naar binnen, die met de verhemeltebeenderen de bodem van de neusholte en tevens het dak van de mondholte vormt. De holten in de kaken staan in verbinding met de neusholte. Bij de pasgeborene bestaat deze bovenkaakholte nog niet. Hij ontstaat vlak vóór de tandwisseling als een kleine, erwtgrote holte, die pas na de tandwisseling uitgroeit.
Het min of meer hoefijzervormige horizontale deel van de onderkaak vormt de kin. Bij de geboorte zijn het linker en het rechter deel van de onderkaak nog niet met elkaar vergroeid, de vergroeiing heeft plaats in de eerste levensmaanden onder vorming van kleine beenstukjes in het gebied tussen beide kaakhelften. De onderkaak ondergaat tijdens het leven vrij sterke vormveranderingen in verband met de ontwikkeling van het gebit.
kaak holte-operatie
Hevige neusbloedingen, voortdurend niezen en een overvloedige vochtafscheiding uit de neus zijn aandoeningen die vaak worden toegeschreven aan processen in een kleine ruimte achter de kaakholte. Een nieuwe, zgn. micro-operatie schijnt hierin verlichting te kunnen brengen. Bij deze heelkundige ingreep wordt in het slijmvlies van de bovenkaak een sneetje gemaakt, waarna eerst de voorwand en daarna de achterwand van de kaakholte wordt weggenomen. In de kleine holte die achter de kaakholte ligt komt een aantal belangrijke bloedvaten en zenuwen samen. Afhankelijk van de aard van de klacht wordt de zenuw doorgesneden (niezen) of het bloedvat (bloeding, vochtafscheiding) afgeklemd.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.