Longembolie
Bij een longembolie heeft men te maken met een vaat afsluiting in de arteriële longcirculatie. Afhankelijk van de grootte en de plaats van de longvaten die afgesloten zijn treden er verschillende ziekteverschijnselen op. Kenmerkende verschijnselen van een longembolie zijn plotselinge ademnood, versnelde hartactie en het uitbreken van zweet. De be treffende persoon is onrustig, erg angstig en heeft pijn in de borstkas aan één kant, mogelijk met uitstraling naar de arm, de rug of de bovenbuik.
Wat zijn de oorzaken van een longembolie?
Meestal wordt de afsluiting in de longcirculatie door bloedpropjes veroorzaakt. Deze zijn afkomstig uit andere delen van het lichaam (meestal uit de been of bekken aderen, minder vaak uit de bovenste holle ader) waar zich bloedstolsels (trombi) langs de vaatwand gevormd hebben. Door de bloedstroom kunnen stukjes van zo’n stolsel loslaten en naar de longcirculatie versleept worden (longembolie). Vooral na operaties en bevallingen, bij langdurig bedlegerige patiënten en men sen met aandoeningen van de vaten is de kans op trombus vorming verhoogd. Andere risicofactoren zijn roken in combinatie met het gebruik van de anticonceptiepil. In enkele gevallen wordt de embolie door lucht, vet of een vreemd lichaam veroorzaakt.
Hoe wordt een longembolie behandeld?
Eerst krijgt de patiënt stollingsremmende medicijnen (anticoagulantia), om verdere embolieën te voorkomen. Vervolgens probeert men de embolus op te lossen (trombolyse) om het vat weer doorgankelijk te maken. Daarvoor krijgt de patiënt zogenaamde fibrinolytica ingespoten.
Soms moet de embolus operatief worden verwijderd (embolectomie). Een operatieve verwijdering komt in aanmerking als de bloedprop zich niet oplost of als er redenen zijn om geen trombo lyse toe te passen, bijvoorbeeld bij een zwangerschap of als een operatie juist aan de longembolie voorafging.
Door de toediening van anticoagulantia, wordt verdere trombusvorming tegengegaan. Hoe lang deze middelen toegediend moeten worden, is afhankelijk van de oorzaak van de longembolie. Bij sommige chronische aandoeningen blijft de kans op embolievorming enige tijd bestaan en zal de patiënt de ‘bloedverdunnende’ middelen langdurig moeten innemen.
Wat kan men er zelf aan doen?
Vaak is gebrek aan lichaamsbeweging mede de oorzaak van trombose. Wandelen, fietsen en andere activiteiten waarbij de beenspieren aangespannen worden, helpen om trombusvorming te voorkomen. Ook is het raadzaam niet te roken. Dat geldt vooral voor vrouwen die de anticonceptiepil gebruiken.
Wat doet de dokter?
De dokter zal de patiënt lichamelijk onderzoeken, de harttonen beluisteren en eventueel een elektrocardiogram (ECG) maken. Soms wordt er een röntgenopname van de borstkas (thoraxfoto) gemaakt. De longscintigrafie (onderzoekmethode uit de nucleaire geneeskunde) geeft belangrijke aanwijzingen voor de diagnose. Bij grote longembolieën moeten andere oorzaken uitgesloten worden, want bij een hartinfarct, buikvliesontsteking of septische shock kunnen dezelfde verschijnselen optreden. Een angio grafie van de longen is de meest betrouwbare manier om een afsluiting van de longvaten aan te tonen. Daarbij maakt men röntgen opnamen van de longvaten met contrastmiddel.
Ziekteverloop
Kleine longembolieën kunnen met een aantal tegelijk of steeds weer opnieuw optreden. Door de afsluiting in de longvaten en de weerstand die daarbij ontstaat, komt de longcirculatie en daarmee de rechter harthelft onder druk te staan. Als de rechter harthelft daarbij overbelast raakt en uitzet, spreekt men van ‘cor pulmonale’. In 5 a 10 procent van de gevallen ontstaan grote longembolieën die de arte riële stam of hoofdvertakkingen daarvan afsluiten. In dat geval kan de patiënt binnen 1 a 2 uur overlijden.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.