Nieraandoeningen
Nieraandoeningen zijn veranderingen in bouw of werking van de nieren. Bij een zo ingewikkeld en fijn geregeld orgaan als de nier (zie Nier) kunnen zich gemakkelijk allerlei stoornissen voordoen. De nierlichaampjes werken als eiwitfilters, waardoor de urine van de gezonde mens geen eiwit bevat. Het voorkomen van eiwit in de urine kan dus in de eerste plaats wijzen op een ‘lek’ van de nierfilters. Dit komt o.a. vaak tijdelijk voor bij koortsige ziekten, zware lichamelijke inspanning, of bij hevige emotie. Het is mogelijk dat er dan door zuurstofgebrek in de nier een vermeerderde doorlaatbaarheid ontstaat, in het geval van inspanning door het sterk verhoogde zuurstofverbruik van het lichaam, in andere gevallen door kramp van de niervaten. Ook komt soms, vooral bij jonge mannen, een toestand voor waarbij in staande houding urine wordt geleverd die eiwit bevat, terwijl deze als de patiënt ligt eiwitvrij is. Bij deze, overigens ongevaarlijke toestand zou van een belemmering van de bloedafvoer, vooral uit de linker-nier, sprake kunnen zijn door rek van en druk op de nierader door de lendekromming van de wervelkolom, die in staande houding sterker is.
Er is één eiwit dat ook zonder nierafwijking wel in de urine kan verschijnen, nl. de rode bloedkleurstof. Die behoort echter veilig binnen de rode bloedlichaampjes te zijn opgeborgen. Gaan deze in groten getale te gronde, dan kan bloedkleurstof in de urine voorkomen. De bloedlichaampjes zelf kunnen het gezonde nierfilter natuurlijk niet passeren. Vindt men evenwel bij microscopisch onderzoek bloedlichaampjes in de urine, dan moet óf het filter sterk lek zijn (in welk geval ook veel eiwit zal worden doorgelaten), óf zij moeten uit de nier zelf of uit haar afvoerwegen afkomstig zijn. De urine van de normale gezonde mens bevat geen suiker. Geeft men echter een gezonde een grote hoeveelheid suikeroplossing te drinken, dan kan er tijdelijk wel wat suiker in de urine komen. Het gehalte van de weefselvloeistof aan suiker wordt door het lichaam nauwkeurig constant gehouden, o.a. doordat wat niet direct wordt gebruikt, wordt opgeslagen in de spieren en lever en naar behoefte uit de lever-voorraad en daarna uit de spiervoorraad wordt afgegeven.
Neemt een mens plotseling veel suiker tot zich, dan zal, doordat het enige tijd kost eer alle suiker tot voorraadsuiker is omgevormd, de hoeveelheid suiker in het bloed en de lichaamsvloeistof tijdelijk verhoogd zijn. Gedurende die tijd helpt de nier om de overmaat uit het lichaam te verwijderen. Suiker zal dus in de urine kunnen verschijnen indien het vermogen om suiker in onoplosbare vorm als voorraad vast te leggen is gestoord en dus het lichaam met suiker overspoeld is (suikerziekte), maar er kan ook suiker in de urine voorkomen als de nier zelf ziek is en reeds bij normaal suikergehalte door de nierbuisjes suiker in de urine wordt gelaten. Ook het vermogen van de nierbuisjes om water terug te houden kan gestoord zijn: de nier kan dan niets anders dan een grote hoeveelheid sterk verdunde urine vormen.
Er bestaat een nauw verband tussen ziekten van de nieren en die van hart en bloedvaten. De druk van het bloed in het haarvatkluwen van de nierlichaampjes is hoog. De filtratie geschiedt onder druk. Het is dus duidelijk dat afwijkingen in het bloedvatenstelsel, waarbij de bloeddruk hetzij te hoog, hetzij te laag is, de werking van het nierfilter bestaande uit de nierlichaampjes en daarmee de vorming van het filtraat, de zgn. voorurine, sterk beïnvloeden. Omgekeerd kunnen nierafwijkingen, doordat zij de water en zoutevenwichten verstoren, verschijnselen geven die een zware belasting voor het hart betekenen.
Verschijnselen bij aandoeningen van de nieren en hun afvoerwegen. Afwijkingen en ziekten van de nieren kunnen van allerlei aard zijn: ontwikkelingsstoornissen, stoornissen in de bloedvoorziening, ontstekingen, weefselachteruitgang, gezwellen. Slechts bij een deel van deze afwijkingen doen zich verschijnselen voor die de aandacht van de zieke naar de nieren en hun afvoerwegen leiden, namelijk als er een afwijkende hoeveelheid urine wordt uitgescheiden of als het uiterlijk ervan is veranderd en bij pijn of andere moeilijkheden bij de urinelozing. De nieren vervullen hun belangrijke taak ‘in stilte’, ook indien zij ziek zijn. Verschijnselen van pijn, urinedrang, bemoeilijkte urinelozing, bloedige urine e.d. wijzen veeleer op een stoornis van de afvoerwegen dan van de nieren zelf, maar door stoornissen in de afvoer kunnen ten slotte ook de nieren zelf ernstig in hun werking worden belemmerd.
Zoals zovele voor het leven belangrijke organen bezitten de nieren een grote reserve. Eén nier kan onder normale omstandigheden de uitscheidingstaak gemakkelijk vervullen. Zelfs een niet te klein deel van één nier is hiertoe voldoende. Dit heeft het belangrijke gevolg dat bij eenzijdige nierafwijkingen (bijvoorbeeld ontwikkelingsstoornissen, gezwellen, ontstekingen die uit de lagere afvoerwegen zijn opgestegen) een zieke of niet meer werkende nier, zonder bezwaren kan worden weggenomen, mits de andere nier gezond is. Dergelijke eenzijdige nierafwijkingen zullen dus veelal door operatief ingrijpen kunnen worden behandeld, bij de overige is dit niet het geval. Onderzoek. Voor een nauwkeurig onderzoek van de toestand van de nieren en de wijze waarop zij hun taak vervullen, staan de arts vele middelen ten dienste. Allereerst komen het lichamelijk onderzoek van de patiënt en het onderzoek van zijn urine in aanmerking.
Voorts is het onderzoek met röntgenstralen, al dan niet na inspuiting van contraststof in een ader, belangrijk. Hiermee kunnen stenen in de afvoerwegen (te beginnen met het nier-bekken) worden aangetoond. Door de nieren bepaalde taken op te leggen kan bijvoorbeeld het vermogen tot indikken van de urine worden bepaald. Hiervoor wordt een stof gebruikt die in de buizen nóch wordt opgeslorpt nóch wordt uitgescheiden. In die gevallen waar de mogelijkheid van een eenzijdige afwijking, die dus eventueel voor operatief ingrijpen in aanmerking komt, bestaat, zal men alvorens daartoe over te gaan zich afvragen of He andere nier aanwezig en gezond is. Hiertoe kan het nodig zijn door de blaas een dun buisje tot in elke urineleider in te brengen om zo de urine van elke nier afzonderlijk te onderzoeken.
Ontwikkelingsstoornissen van de nieren zijn niet zeldzaam. Soms is er maar één nier aanwezig. Soms ook zijn de nieren, meestal aan de onderkant, vergroeid tot de zgn. hoefijzer-nier (zie Hoefijzernier). Deze aandoening geeft op zichzelf geen stoornissen.
Gezwellen van de nieren komen soms bij jonge kinderen voor. Ze zijn niet pijnlijk en geven geen klachten of verschijnselen die de aandacht op de urinewegen zouden kunnen vestigen. Zij groeien snel, maar worden veelal pas opgemerkt indien zij door verstoring van de nierwerking de buik hebben opgezet. De kansen van het kind hangen er bij deze zeer kwaadaardige gevallen grotendeels van af hoe vroeg het kind wordt behandeld. Hieruit blijkt dat een kind waarvan de buik zich langzaam opzet nauwkeurig dient te worden onderzocht. Niergezwellen komen ook een enkele keer voor bij oudere volwassenen. Ook bij hen geven zij geen bijzondere, kenmerkende klachten. Het voorkomen van bloed in de urine zonder verdere duidelijke klachten, is bij oudere volwassenen steeds verdacht. Ook hier moet zo snel mogelijk worden ingegrepen.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.