Structuur en topografie van het oog
Het oog heeft een doorsnede van circa 24 mm. Ieder oog ligt in een oogkas in de aangezichtsschedel. De wanden van de oogkas worden gevormd door gedeelten van de aangezichtsbeenderen, namelijk van het voorhoofdsbeen, jukbeen (dat naar de slaap loopt), wiggebeen (dat onder andere ook de neus vormt), de bovenkaak, het zeefbeen en traanbeen (beide liggend achter het wiggebeen). Het oog komt niet direct in contact met de oogkas maar is omgeven door een vetkussen. Een zestal lange dunne oogspieren maakt draaiende bewegingen mogelijk.
Oogbol
De oogbol is in de oogkas opgehangen door een bandenstelsel dat rondom aan de wand van de oogkas aanhecht. Aan de voorzijde bedekken huidplooien, de oogleden, de oogbol of laten een amandelvormige spleet open. Verdroging aan de lucht wordt voorkomen door regelmatig sluiten en weer openen (knipperen) van de oogleden waardoor helder traanvocht uit de klier boven de buitenste ooghoek over de oogbol wordt verspreid. In de wand van de oogbol onderscheidt men drie lagen. De buitenste laag of harde oogrok (0,6-1,1 mm) bestaat uit stevig bindweefsel en is ondoorzichtig, behalve aan de voorzijde waar zij sterker gebogen is (10-11 mm) en glashelder. Dit heldere gedeelte heet hoornvlies (cornea), en bevat geen bloedvaten.
Vaatvlies
Binnen de harde oogrok ligt het vaatvlies dat uit fijn bindweefsel bestaat en rijk is aan bloedvaten en lymfspleten. Het splitst zich hier in een uiterst dun laagje dat de binnenkant van het hoornvlies bekleedt, en een gedeelte dat als het ware een doorboord scherm vormt. Door de aanwezigheid van meer of minder pigment is het vaatvlies hier bij verschillende mensen anders gekleurd, bijvoorbeeld blauw of bruin. Het wordt daarom het regenboogvlies of iris genoemd.
Binnen het vaatvlies ligt het lichtgevoelige netvlies, dat de gehele binnenkant van de oogbol bekleedt, ook de achterkant van het regenboogvlies, maar uiteraard niet de opening daarin, de pupil. De inhoud van de oogbol is glashelder en doorschijnend. Het regenboogvlies verdeelt de oogbol in een klein voorste en een groot achterste gedeelte. In het achterste gedeelte ligt tegen de achterzijde van het regenboogvlies, de ooglens
Ooglens
De ooglens bestaat uit een geheel doorzichtig dekweefsel. De ooglens is dubbelbol en aan de achterzijde sterker gekromd dan aan de voorzijde. Om de lens ligt het stevige, elastische lenskapsel, waaraan zich een stelsel van dunne vezels hecht, waarmee de lens aan het straallichaam, dus aan de verdikte rand van het vaatvlies, is opgehangen.
Oogkamer
Tussen de voorzijde van de ooglens en de achterzijde van het regenboogvlies en het stelsel van ophangbandjes is een nauwe, met heldere, waterige vloeistof gevulde ruimte, de achterste oogkamer. Ook de ruimte tussen de voorzijde van regenboogvlies en hoornvlies, de voorste oogkamer, is gevuld met deze waterige vloeistof. De ruimte in de oogbol achter de lens wordt ingenomen door een zeer waterrijk, vaatloos, doorzichtig bindweefsel: het glasachtig lichaam. De gehele inhoud van de oogbol gedraagt zich als een onsamendrukbare vloeistof. De oogbol is tegen vrij groot geweld bestand.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.