Wiggebeen
Het wiggebeen is een van de schedelbeenderen en ligt lateraal aan de binnenzijde van de schedel. Het wiggebeen heeft vier vleugels: twee grote en twee kleine. De grote vleugels vormen aan de buitenzijde de zijkant van de schedel en aan de binnenzijde de achterkant van de oogholte. De kleine vleugels vormen een deel van de achterzijde van de oogholten en raken elkaar in het midden van de schedel. Het wiggebeen bevat twee holten, die aan de neusholte grenzen en de wiggebeensholten genoemd worden.
Het wiggebeen (sphenoïd) bevindt zich op het voorste gedeelte van de schedelbasis. Het is een wigvormig been met een centraal gedeelte en twee vleugels (ala) die zijwaarts uitsteken. Op het bovenste oppervlak van het centrale lichaam van het been bevindt zich een diepe verlaging (sella turcica of fossa hypofysialis), waarin het hypofyselichaam zich bevindt. Het wiggebeen en de slaapbeenderen (os temporalis) aan weerskanten van de schedel zijn bevestigd aan de onderste rand van het wandbeen (os parietalis) door middel van de squamosanaad.
Kam (wiggebeen)
Het wiggebeen (os sphenoidale) is een van de schedelbeenderen en vormt een laterale overspanning van de binnenkant van de schedel. Het wiggebeen heeft vier vleugels: twee grotere en twee kleinere. De grotere vleugels vormen een deel van de zijkanten van de schedel, met een grotere vleugel aan weerszijden die naar binnen lopen om zo ook een deel van het achterkant van beide oogkassen te vormen. De twee kleinere vleugels vormen een klein deel van de achterkant van de oogholten en komen in het midden van de schedel samen in een kam. Het wiggebeen heeft twee holten naast de neus (paranasale sinussen) die sphenoïden worden genoemd.
Kleinere vleugel (wiggebeen)
Het wiggebeen (os sphenoidale) is een van de schedelbeenderen en vormt een laterale overspanning van de binnenkant van de schedel. Het wiggebeen heeft vier vleugels: twee grotere en twee kleinere. De grotere vleugels vormen een deel van de zijkanten van de schedel, met een grotere vleugel aan weerszijden die naar binnen lopen om zo ook een deel van het achterkant van beide oogkassen te vormen. De twee kleinere vleugels vormen een klein deel van de achterkant van de oogholten en komen in het midden van de schedel samen. Het wiggebeen heeft twee holten naast de neus (paranasale sinussen) die sphenoïden worden genoemd.
Ik zag onlangs een documentaire waarin het ontstaan, de evolutie, van Homo Sapiens niet aan adaptatie aan een veranderde omgeving (van bos naar steppe in de Afrikaanse slenk) maar aan de sedertdien op basis van DNA opgetreden progressieve buiging van het wiggebeen werd gekoppeld.
Doordat deze buiging steeds verder doorzet (in de loop van millennia) faciliteert dit niet alleen het rechtop lopen maar wordt tevens de schedelruimte groter en boller en de onderkaak kleiner
Homo Sapiens zou over de hele wereld gelijktijdig zijn geëvolueerd.
Nu deze progressieve buiging dna-gestuurd wordt is de evolutie van Homo Sapiens ook heden ten dage actief – hetgeen ook de orthodontist concludeert die de kleiner worden onderkaak en toegenomen beugel-prescriptie waarneemt- en mondt uit in de volgende fase van de Homo Futurus.