Uitstrijkje
Sinds 1940 is de sterftekans voor patiënten met baarmoederhalskanker met 70 procent gedaald, vooral omdat zo veel vrouwen gescreend worden via een uitstrijkje. Alhoewel dit onderzoek niet onfeilbaar is, worden voorstadia van baarmoederhalskanker in 95 procent van de gevallen ontdekt. Wat nog belangrijker is, is dat voorstadia ontdekt worden op een moment dat het nog niet met het blote oog zichtbaar is en dat het nog behandeld en bijna altijd genezen kan worden. Soms toont een uitstrijkje eierstokkanker of endometriumkanker aan.
Het uitstrijkje wordt ook wel een Pap test genoemd, naar de ontdekker G.N. Papanicolaou. Het wordt uitgevoerd tijdens een inwendig onderzoek.
In het ergste geval geeft het een onplezierig gevoel. De arts gebruikt een houten spatel of een borsteltje om van het hele oppervlak van de baarmoederhals cellen af te schrapen. Met het borsteltje kunnen ook cellen uit het kanaal in de baarmoederhals worden gehaald. De cellen worden uitgestreken op een dekglaasje en naar een laboratorium gestuurd om onder de microscoop bekeken te worden.
Een negatieve uitslag betekent dat de baarmoederhals normaal is; een positieve uitslag betekent dat er afwijkende cellen te zien zijn. Een positieve uitslag betekent niet dat er kanker is of dysplasie, (een voorloper van kanker). Het betekent wel dat een verder onderzoek nodig is, bijvoorbeeld colposcopie en biopsie.
Als u een verhoogd risico hebt op baarmoederhalskanker, moet u een keer per jaar een uitstrijkje laten maken. Een verhoogd risico bestaat bij vrouwen die hun eerste geslachtsgemeenschap hadden voor hun achttiende jaar, die meer seksuele partners hebben gehad of die herpes of wratten op de vulva hebben gehad.
Een andere risicogroep zijn de DES dochters: vrouwen waarvan de moeder DES (een kunstmatig oestrogeen) gebruikt heeft tijdens de zwangerschap. Bij DES dochters is vanaf hun veertiende jaar jaarlijks een uitstrijkje nodig of eerder als de vrouw voor haar veertiende begint met menstrueren.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.