Bindweefsels
Scapula (bindweefsels)
De pezen (tendines) en bindweefselbanden (ligamenten) van het schouderblad (scapula) zijn belangrijk voor het reguleren van het schoudergewricht, het sleutellbeen (clavicula) en het schouderblad, ze voorkomen ontwrichting en bieden spieren de gelegenheid zich aan hun structuren te hechten om zo beweging mogelijk te maken. De belangrijkste bindweefselstructuren zijn de kapselbanden (capsulaire ligamenten) van het schoudergewricht, de band tussen het ravenbekuitsteeksel (coracoid) en de schoudertop (acromion) en de twee pezen die de spieren boven de schouderbladkam (supraspinaal) en de spieren onder het schouderblad (subscapulair) verbinden met de uitstekende delen (eminentia) van de schoudergordel.
Acromion
Het acromion of de schoudertop is het naar buiten gerichte uitsteeksel van de schouderbladkam. Het ploegbladachtige uitsteeksel dient als aanhechtingspunt voor zowel de trapezius- als de deltaspier, die beiden meewerken om de schouder zijn kracht te geven tijdens flexie (buigen).
Biceps brachii tendo
De biceps brachii (biceps flexor cubiti) is een tweehoofdige armspier die bestaat uit een lange en een korte kop, respectievelijk caput longum en caput breve. De lange kop ontspringt aan het tuberculum supraglenoidale (een knobbeltje boven de glenoïde holte) en de korte kop ontspringt aan het ravenbekuitsteeksel. De spier loopt van de schouder naar de elleboog. Daar loopt de biceps toe tot een platte, sterke pees (de biceps brachii tendo) die inserreert in de tuberositas radii (de knobbel aan de bovenkant van de radius). Hij wordt geïnnerveerd door de nervus musculocutanues en van bloed voorzien door vertakkingen van de arteria brachialis (bovenarmslagader). Deze spier is de belangrijkste flexor van het ellebooggewricht. In samenwerking met andere, nabijgelegen spieren, kan hij ook de schouder bewegen, aangezien de bovenste uiteinden aan het schouderblad zijn aangehecht. Bovendien kan de biceps de onderarm draaien zodat de handpalm boven komt te liggen, een beweging die supinatie wordt genoemd. De biceps en triceps werken samen om de op- en neerwaartse beweging van de onderarm te sturen.
Bovenrand
De vrijwel driehoekige scapula of schouderblad wordt begrensd door drie randen: een superieure, een mediale en een laterale rand. De superieure rand (bovenrand) heeft een suprascapulaire groeve en loopt van de bovenste hoek naar de schouderbladhals. De laterale rand (aan de zijkant) loopt van de onderste hoek naar de schouderbladhals. De mediale rand (middelste) ligt het dichtst bij de wervelkolom en loop van de bovenste naar de onderste hoek.
Bovenste hoek
De scapula of het schouderblad is een vrijwel driehoekig bot met drie duidelijke hoekpunten. Dit zijn de bovenste en onderste hoek (die samen de mediale rand vormen) en de schouderbladhals, die naar de glenoïde holte leidt.
Clavicula
Het sleutelbeen of de clavicula is een lang, licht gebogen bot dat de voorkant vormt van de beide schoudergordels. Het sleutelbeen hecht in het midden van de borstkas aan het borstbeen (sternumzijde van de clavicula) en aan de zijkant aan het acromion van het schouderblad (hiermee het acromioclaviculaire gewricht vormend).
Clavicula
Het sleutelbeen of de clavicula is een lang, licht gebogen bot dat de voorkant vormt van de beide schoudergordels. Het sleutelbeen hecht in het midden van de borstkas aan het borstbeen (sternumzijde van de clavicula) en aan de zijkant aan het acromion van het schouderblad (hiermee het acromioclaviculaire gewricht vormend).
Collum scapulae
De collum scapulae of schouderbladhals ligt lateraal in het bovenste deel van het schouderblad. Het vormt een van de drie ruwe hoekpunten die het schouderblad zijn kenmerkende driehoekige vorm geven. De schouderbladhals ligt naast het laterale oppervlak van de glenoïde holte, die dient om het schouderblad te verbinden met de kop van de humerus.
Conoïd ligament
Het conoïd ligament loopt van het ravenbekuitsteeksel tot het tuberculum conoideum (een knobbeltje aan de onderkant van het acromiale eind van het sleutelbeen). Het helpt bij de glijdende bewegingen van het sleutelbeen en het sternum, vooral bij voor- en achterwaartse rotatie het schouderblad.
Coraco-acromiaal ligament
Het coraco-acromiaal ligament is een stevige band tussen het acromion en het ravenbekuitsteeksel en vormt de verbinding tussen het schouderblad en het sleutelbeen.
Glenoïde holte
De glenoïde holte vormt de bovenste, laterale hoek van het schouderblad en wijst naar de zijkant van het lichaam. Deze holte dient als articulatiepunt met de kop van de humerus (opperarmbeen). Net achter de glenoïde holte ligt het acromion (schoudertop) , die aan de rugzijde uitsteekt uit de spina scapula (schouderbladkam).
Humerus
De humerus of het opperarmbeen is het lange bot dat de bovenarm vormt. De kop van de humerus ofwel de proximale kant is verbonden met de scapula (schouderblad) in de glenoïde holte, terwijl de onderkant of distale kant verbonden is met de ulna (ellepijp) en de radius (spaakbeen) in de onderarm; hiermee wordt het ellebooggewricht gevormd.
Kapselligament
De kapselligamenten of kapselbanden omgeven het schoudergewricht en vormen het grootste deel van het schoudergewrichtskapsel. Deze ligamenten zijn aangehecht aan de rand van de schouderkom (glenoïde holte) en rond de hals van het opperarmbeen (humerus). Ze worden versterkt door de musculi supraspinatus, subscapularis, infraspinatus, teres minor en de caput longus van de triceps.
Kop van de humerus
De humerus of het opperarmbeen is het lange bot dat de bovenarm vormt. De kop van de humerus ofwel de proximale kant is verbonden met de scapula (schouderblad) in de glenoïde holte, terwijl de onderkant of distale kant verbonden is met de ulna (ellepijp) en de radius (spaakbeen) in de onderarm; hiermee wordt het ellebooggewricht gevormd.
Laterale rand
De vrijwel driehoekige scapula of schouderblad wordt begrensd door drie randen: een superieure, een mediale en een laterale rand. De superieure rand (bovenrand) heeft een suprascapulaire groeve en loopt van de bovenste hoek naar de schouderbladhals. De laterale rand (aan de zijkant) loopt van de onderste hoek naar de schouderbladhals. De mediale rand (middelste) ligt het dichtst bij de wervelkolom en loop van de bovenste naar de onderste hoek.
Mediale rand
De vrijwel driehoekige scapula of schouderblad wordt begrensd door drie randen: een superieure, een mediale en een laterale rand. De superieure rand (bovenrand) heeft een suprascapulaire groeve en loopt van de bovenste hoek naar de schouderbladhals. De laterale rand (aan de zijkant) loopt van de onderste hoek naar de schouderbladhals. De mediale rand (middelste) ligt het dichtst bij de wervelkolom en loop van de bovenste naar de onderste hoek.
Onderste hoek
De scapula of het schouderblad is een vrijwel driehoekig bot met drie duidelijke hoekpunten. Dit zijn de bovenste en onderste hoek (die samen de mediale rand vormen) en de schouderbladhals, die naar de glenoïde holte leidt.
Ravenbekuitsteeksel
De processus coracoideus (ravenbekuitsteeksel van het schouderblad) is een kort botuitsteeksel van de schouderbladkam (spina scapulae). Dit uitsteeksel dient als aanhechtingspunt voor de gewrichtsband tussen ravenbekuitsteeksel en schoudertop (het coracoacromiaal ligament), de gewrichtsband tussen ravenbekuitsteeksel en sleutelbeen (het coracoclaviculair ligament), de grote borstspier, het punt tussen het ravenbekuitsteeksel en de bovenarm (de coracobrachialis) en de korte kop van de biceps.
Subscapulaire tendo
De subscapulaire tendo (pees onder het schouderblad) verbindt het schouderblad met de musculus subscapularis (spier onder het schouderblad). De musculus subscapularis is een grote driehoekige schouderspier aan de voorkant van het schouderblad. Hij ontspringt aan de infraspinale fossa en mondt aan de onderkant uit in een pees die inserreert in de tuberculum minus humeri. De m. subscapularis wordt geïnnerveerd door de bovenste en onderste nervus subscapularis, vertakkingen van de vijfde en zesde nervi cranium. Hij wordt van bloed voorzien door de arteria subscapularis.
Suprascapulaire groeve
De vrijwel driehoekige scapula of schouderblad wordt begrensd door drie randen: een superieure, een mediale en een laterale rand. De superieure rand (bovenrand) heeft een suprascapulaire groeve en loopt van de bovenste hoek naar de schouderbladhals. De laterale rand (aan de zijkant) loopt van de onderste hoek naar de schouderbladhals. De mediale rand (middelste) ligt het dichtst bij de wervelkolom en loop van de bovenste naar de onderste hoek.
Supraspinale tendo
De supraspinale tendo (pees boven de schouderbladkam) verbindt de musculus supraspinatus met het kapselligament van het schoudergewricht. Hij is ook aangehecht aan het bovenste deel van de tuberculum majus humeri. De m. supraspinatus ontspringt aan de brede, binnenste rand van het schouderblad. Hij versmalt tot een sterke pees die stevig inserreert in de tuberculum majus humeri. De m. supraspinatus loopt langs de bovenkant van de schouder onder de musculus trapezius. Hij wordt geïnnerveerd door de nervus subscapularis, vertakkingen van de vijfde en zesde nervi cranium, en van bloed voorzien door de arteria subscapularis. Deze spier werk samen met de musculus infraspinatus om de bovenarm op te tillen en te draaien. Beide spieren helpen bij het beschermen van het schoudergewricht door de kop van de humerus op z’n plaats te houden.
Trapeziusligament
Het trapeziusligament is een deel van het coraco-claviculair ligament dat loopt van de bovenkant van het ravenbekuitsteeksel naar de onderkant van het sleutelbeen. Het helpt bij de glijdende bewegingen van het sleutelbeen en het sternum, vooral bij voor- en achterwaartse rotatie het schouderblad.
Tuberculum majus humeri
De humerus of het opperarmbeen is het lange bot dat de bovenarm vormt. De kop van de humerus ofwel de proximale kant is verbonden met de scapula (schouderblad) in de glenoïde holte, terwijl de onderkant of distale kant verbonden is met de ulna (ellepijp) en de radius (spaakbeen) in de onderarm; hiermee wordt het ellebooggewricht gevormd. Het opperarmbeen heeft aan de distale kant, precies tegenover de gewrichtskop, een groot, bolvormige uitsteeksel. Dit uitsteeksel, de tuberculum majus humeri, dient samen met de tuberculum minus humeri en punten op het schouderblad als aanhechtingspunt voor de bindweefsels die het schoudergewrichtskapsel vormen.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.