Ellepijp
De ellepijp is een van de twee botstukken vart het skelet van de onderarm. Het botstuk is aan de kant van de elleboog breder dan aan de kant van de hand. Aan de bovenkant bevindt zich een halvemaanvormig uitgehold gewrichtsoppervlak, waarmee met het opperarmbeen (humerus) een gewricht wordt gevormd. Dit uiteinde van de ellepijp heeft de vorm van een haak (olecranon), welke in een opening van het opperarmbeen grijpt. Aan de bovenkant bevindt zich tevens een vlakke inkeping (incisura) waarin het kopje van het spaakbeen past. De schacht van de ellepijp is op doorsnede driehoekig.
Het ondereind is enigszins verbreed en het bevat twee gewrichts oppervlakken, aan de zijkant een voor het spaakbeen en aan de onderkant een voor de handwortel. Houdt men de handpalm naar boven. dan liggen de ellepijp en het spaakbeen naast elkaar, de ellepijp aan de kant van de pink, het spaakbeen aan de zijde van de duim. Het spaakbeen vormt in hoofdzaak het gewricht met de handwortel, en het kan om de ellepijp draaien.
ellepijp zenuw
De ellepijp zenuw (nervus ulnaris), een van de armzenuwen. De vezels zijn afkomstig uit het achtste halssegment en het eerste borstsegment van het ruggenmerg. De zenuw loopt in de oksel langs de onderrand van de kleine borstspier (musculus pectoralis minor) en vervolgens aan de binnenkant van de bovenarm. In de bovenarm worden geen takken afgegeven. In de elleboogstreek loopt de zenuw in een groeve (sulcus nervi ulnaris) en komt in de onderarm aan de voorzijde terecht via een ruimte tussen de beide koppen van een van de buigers van de hand (musculus flexor ulnaris). Vlak boven het ondereind van de ellepijp geeft hij een tak af die de pink, de ringvinger en de binnenkant van de middelvinger verzorgt. De rest van de zenuw loopt naar de handpalm waar een aantal kleine handspieren wordt verzorgd en verder de huid van de pink en de buitenkant van de ringvinger met het bijbehorende deel van de handpalm.
Alhoewel de zenuw over de gehele lengte kan worden beschadigd zijn de plaatsen waar dit het meeste voorkomt de elleboog en de handpalm. Tot de oorzaken die het meeste voorkomen behoren veranderingen van het gewricht als gevolg van veroudering en slijtage (artrose) en een verdikking van het bot als gevolg van een gewrichtsontsteking of een oude botbreuk. Als de zenuw ter hoogte van de elleboog wordt getroffen spreekt men van een hoge elleboogze nuwverlamming (hoge ulnarisparalyse) die gekenmerkt wordt door allerlei stoornissen in de werking van de handspiertjes.
Zo is spreiding van de vingers niet meer mogelijk. De patiënt kan niet meer een stuk papier tussen duim en wijsvinger vastklemmen en het buigen van het eerste vingerkootje van de vierde en vijfde vinger is niet meer mogelijk. Doordat ook het strekken van het tweede en derde vingerkootje niet goed meer mogelijk is ontstaat een zgn. klauwstand van de vingers. Tevens is door uitval van enkele spieren de buiging van de hand in het polsgewricht verzwakt.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.