Ademhalingsapparaat
Het ademhalingsapparaat (apparatus respiratorius) is verantwoordelijk voor de gaswisseling. Zijn eerste functie is het verzorgen van het lichaam met zuurstof, secundair is het betrokken bij de stem. Het ademhalingsapparaat bestaat uit de neusholte, de keelholte, het strottenhoofd, de luchtpijp, de rechter en linker hoofdbronchiën, en de longen.
De ademhaling is samengesteld uit een groot aantal complexe processen. Het meest voor de hand liggende resultaat van deze processen is het verbruik van zuurstof en de uitscheiding van koolstofdioxide. De volgende fasen kuunen worden onderscheiden: die van de uitwisseling van ademlucht tussen de omgeving en de longalveoli, de gaswisseling tussen de alveolaire lucht en
het bloed, het transport van gassen via het bloed, de gaswisseling tussen het bloed en de weefsels in de weefselcapillairen, het opnemen van zuurstof door de cellen en het uitscheiden ervan in de vorm van koolstofdioxide.
In het verlengde merg bevindt zich een groep cellen die voor de het ademhalingsapparaat verantwoordelijk zijn; deze vormen met elkaar het ademcentrum. Dit centrum reguleert niet alleen de ritmische wisseling van het in- en uitademen, maar ook de diepte en de frequentie van de adembeweging, waardoor de longventilatie zich aan de behoefte van het lichaam van dat moment aanpast. Aan het regelen van de ademhaling nemen behalve de centra van het verlengde merg nog een hele serie andere gebieden van het centrale zenuwstelsel deel, zoals de schors van de hemisferen. De hemisferen, beide helften van de grote hersenen, spelen daarbij een bijzondere rol, omdat ze ervoor zorgen dat de ademhaling zich aanpast aan de eisen van het lichaam met betrekking tot veranderende omgevingsomstandigheden. Bij het inademen worden de ribben opgeheven en trekt het middenrif zich samen.
Bij een rustige ademhaling beweegt het middenrif zich slechts ongeveer een centimeter omhoog. Bij inspannende arbeid kan het wel zes tot zeven centimeter naar boven en naar beneden gaan. Bij het inademen overwinnen de ademhalingsspieren het gewicht van de borstkas, de weerstand van het kraakbeen, alsook de weerstand van de buikwand en de ingewanden. Die opgebouwde weerstand maakt in omgekeerde vorm het uitademen mogelijk. Bij het inademen dringt de lucht met een snelheid van circa 2 meter per seconde de longen binnen.
In rust ademt de gemiddelde volwassene ongeveer zestien keer per minuut, wat neerkomt op ca.20.000 ademhalingen per dag. De longen van een volwassene kunnen ongeveer 3 liter lucht opnemen. In rust, onder normale omstandigheden, wordt bij iedere ademhaling een halve liter lucht uit- en ingeademd. Bij inspanning, als we maximaal inademen, kunnen echter wel tot 4 liter worden opgezogen. De ingeademde lucht bevat ongeveer 21 procent zuurstof en ca. 0,03 procent koolstofdioxide; de uitgeademde lucht bevat 16 procent zuurstof en 4 procent koolstofdioxide. Een mens die geen zware lichamelijke arbeid verricht , ademt per dag gemiddeld 11.352 liter lucht in en uit. Daarbij onttrekt zijn lichaam aan deze hoeveelheid 120 liter zuurstof.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.