Hulporganen
Tot de hulporganen van het skeletspierstelsel behoren pezen (tendo), peesvliezen (fasciae), peesscheden (vagina tendinis), slijmbeurzen (bursa synovialis), sesambeentjes (os sesamoideum) en peeskraakbeen. Via pezen wordt de spiercontractie op de beenderen overgedragen. Bij de oorsprong van de spier (origo) en de aanhechting (insertio) gaan ze in de collagene vezels van de beenderen over. Pezen bestaan uit trekvaste collagene vezelbundels en vatten de spiervezelbundels aan de uiteinden tot een stevige, kabelachtige structuur samen.
Bij de grote borstspier (musculus pectoralis major) vormen korte pezen de aanhechting. De pezen van de handen en voeten zijn daarentegen zeer smal en lang. Peesbladen (aponeurosen) komen voor aan de schuine buikspieren. Een ander onderscheid tussen de verschillende pezen is, dat er drukvaste en trekvaste pezen zijn. Drukvaste pezen veranderen van ‘looprichting’ door om een been heen te trekken. Ze moeten op de zijde die naar het been toegekeerd is, drukvast zijn. Een voorbeeld hiervan is de aanhechtingspees van de lange onderbeenspier (musculus peronaeus longus). Deze trekt om het teerlingbeen heen en hecht zich dan aan de onderkant van de voet vast.
Trekvaste pezen lopen in de hoofdrichting van de spier en hoeven alleen trekvast te zijn. Spierfascies zijn omhulsels van bindweefsel, die afzonderlijke spieren of spiergroepen omhullen. Zo wordt het mogelijk gemaakt dat spieren zonder wrijving over elkaar glijden. Een peesschede is een bindweefselomhulsel met een gladde en slijmerige binnenzijde, waardoor de pees zich hierin gemakkelijk kan bewegen. De opbouw van een peesschede lijkt op die van een gewrichtskapsel. De buitenste laag (stratum fibrosum) bestaat uit bindweefsel, de binnenste laag, (stratum synoviale), scheidt een soort gewrichtssmeer af en verbetert het glijvermogen. Slijmbeurzen (bursae synoviales) hebben de taak een spier, die direct over een bot heenglijdt, te beschermen.
Sesambeentjes zijn te vinden op plaatsen waar bijzondere druk op de pezen uitgeoefend wordt. Ze liggen op plaatsen, waar de pees een bocht maakt. Daar vormen ze met het bot dat eronder ligt een synoviaal gewricht om de wrijving te verminderen. Het grootste sesambeen is de knieschijf (patella). Sesamkraakbeenderen dienen om een pees zonder botinzet met kraakbeen te bedekken. Tussen de afzonderlijke spieren bevinden zich vetophopingen (corpora adiposa). Zij verbeteren eveneens het glijvermogen.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.