Onderste holle ader
De onderste holle ader (vena cava inferior) wordt zo genoemd op de plaats waar de rechter en de linker gemeenschappelijke heupader bij elkaar komen; het is de ader aan het voorste zijvlak van de vierde en
vijfde lendenwervel. Van daaruit loopt de onderste holle ader aan de rechter zijkant van de wervel naar boven, naar de gelijknamige opening in het middenrif. Onderweg neemt zij de onderste middenrifader, de lenden-, de geslachtsklieren-, de nieren-, de bijnieren- en de leveraders op.
Bij de poortader (vena portae) gaat het om een korte, sterke ader. Deze ontspringt uit de verbinding van de bovenste ingewandenader met de ader van de milt. Beginnend achter het kopje van de alvleesklier loopt zij omhoog, naar rechts naar de leverporta. Uit haar ontspringen adervertakkingen uit de maag en de
alvleesklier. Het is de taak van de poortader om bloed dat rijk is aan voedingsstoffen uit de
spijsverteringsorganen naar de lever te voeren.
De gemeenschappelijke bekkenvene (vena iliaca communis) is een gepaarde, korte en sterke venenstam. Haar uitgang ligt in de verbinding van de buitenste en binnenste bekkenader bij het heiligbeen-darmbeengewricht. De beide gemeenschappelijke bekkenaders lopen vanuit het midden van het lichaam omhoog en vormen ongeveer tussen de vierde en vijfde lendenwervel met elkaar de onderste holle ader.
De buitenste bekkenvene (vena iliaca externa) is het verlengde van de bovenbeenader; hierin monden de venen uit van de bovenbuik, die ontspringen uit het darmbeen. De binnenste bekkenvene (vena iliaca interna) is relatief groot; zij ontspringt hoog aan de bovenrand van het grote zitbeengat en verbindt de venen, die het bloed van de beenderen en organen van het bekken opnemen. Bij de onderste extremiteit onderscheidt men oppervlakkige venen, die in het onderhuids vetweefsel liggen, en diepe venen die parallel aan de slagaders lopen. In het gebied van de voet komen de onderhuidse venen in een dicht netwerk bij elkaar. De grote safenavene (vena saphena magna) ontspringt uit het venennet van de voet en loopt langs de bovenste middenkraakbeenrand tot aan het onderbeen. Op deze plaats loopt zij in het onderhuids cellenweefsel langs de middenrand van het scheenbeen. Bij het kniegewricht buigt zij zich om de binnenste knobbel aan de achterzijde van het lichaam heen en loopt omhoog naar de heup, waar ze uitmondt in de vene van het bovenbeen.
In de kleine safenavene (vena saphena parva) verenigt het buitenste venennet van de voet zich tot een vat; het loopt door de buitenste knobbel naar de achterzijde van het onderbeen en mondt verder naar boven uit in de knieader. De saphena parva is met de saphena magna verbonden. De diepe venen van de onderste extremiteit ontspringen in het venennet van de voetzool. Een gecompliceerd regelingsmechanisme zorgt voor een dynamische verhouding tussen de arbeid van het hart, de lengte en de capaciteit van de vaten, alsook de hoeveelheid circulerend bloed. Alle vaten beschikken over zenuwen, die de respectieve lengtes regelen en de vernauwing en verwijding teweegbrengen. De vaatvernauwende zenuwen behoren tot het sympathische, de vaatverwijdende zenuwen tot het parasympathische zenuwstelsel.
Het centrum voor de regulatie van de bloedsomloop bevindt zich in het verlengde merg in de bodem van het vierde ventrikel (hersenkamer). Daarnaast maakt het lichaam verscheidene hormonen met vaatregulerende werking aan: adrenaline vernauwt de aders, histamine verwijdt deze.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.