Eierstokken

De Eierstokken (ovaria). Deze liggen in het kleine bekken en hebben ongeveer de grootte van een pruim. Ze worden door banden op hun plaats gehouden en bevinden zich in de onmiddellijke nabijheid van de van franje voorziene boveneinden van de eileiders, waardoor de eicellen naar de baarmoeder worden getransporteerd.

De eierstokken zijn de plaats van oorsprong van de vrouwelijke kiemcellen (ova). De eicellen worden gevormd in follikels ; dit zijn zeer kleine, ongeveer ronde structuren, die in aanleg reeds bij de geboorte aanwezig zijn, maar pas tijdens de puberteit gaan rijpen. Van de vierhonderdduizend in aanleg aanwezige follikels komt in de periode van de geslachtsrijpheid er telkens slechts één per maand tot rijping.

De rijpende follikel vormt oestrogeen, dat in de bloedsomloop wordt opgenomen. Het vrijkomen van de eicel uit de follikel vindt bij de meeste vrouwen plaats in de tweede week na het begin van de maandelijke bloeding (menstruatie). Na het openbarsten van een follikel (de ovulatie) gaat de wand zich verdikken; de cellen vermeerderen zich en vormen het gele lichaampje (corpus luteum), dat zowel progesteron als oestrogeen vormt.
De productie van eierstokhormonen staat onder controle van de hypofyse.

Een van de hypofyse-hormonen (het follikelstimulerend hormoon) is actief tijdens de eerste helft van de cyclus. De stijgende oestrogeenspiegel in het bloed onderdrukt vervolgens deze werking en zet de hypofyse aan tot het vormen van het luteïniserende hormoon, dat het gele lichaampje activeert.