Smaakorgaan
Het smaakorgaan heeft geen gesloten structuur. De ongeveer 2.000 smaakknoppen ervan bevinden zich in het weefsel van de tong en het gehemelte, het strotklepje en het bovenste deel van de slokdarm.
De meeste bevinden zich in het slijmvlies van de omwalde smaakpapillen (papillae vallatae), op de tong. Smaakknoppen zijn 40 µm breed en 80 µm hoog.
In de kinderen jeugdjaren komen op elke omwalde papil ongeveer 250 smaakknoppen voor, op oudere leeftijd zijn het er nog maar 80. Bij een smaakknop horen 30 – 80 receptorcellen. Ze bestaan uit steun-, vervangings- en zintuigcellen en worden voortdurend vernieuwd. Smaakreceptoren hebben geen eigen zenuwvezels, maar verkrijgen via zogenaamde contactplaatsen (synapsen) contact met zenuwvezels, die in de tong lopen.
De zenuwvezels bundelen zich en volgen de VIIe en IXe hersenzenuw naar zenuwcellen in de hersenstam. Nadat de prikkels verder naar de thalamus geleid zijn en daar verwerkt zijn, volgt de laatste verwerking in de grote hersenschors. Op het topje van de smaakknop bevindt zich een kleine groeve, die via een opening, de smaakporus, aan de oppervlakte komt. Door deze opening komt vloeistof met de te proeven stof naar binnen en omspoelt de zintuigcellen. Ook de smaakcellen zijn chemoreceptoren, waarvan de precieze werking nog niet duidelijk is.
Er kunnen maar vier smaakkwaliteiten onderscheiden worden: zoet, zuur, bitter en zout. De combinatie ervan maakt het mogelijk verschillende smaken te proeven. De verschillende smaken worden door verschillende receptoren waargenomen, die elk op verschillende plaatsen over de tong verdeeld zijn:
– Met de punt van de tong wordt zoet waargenomen,
– met de randen van de tong zout en zuur en achter op de tong bitter.
De smaakzin is slechts weinig ontwikkeld. Omdat smaak- en reukzin samenwerken, is er toch een subtiel onderscheid mogelijk.Wanneer onze neus verstopt is door bijvoorbeeld een verkoudheid, kunnen we niet ruiken en proeven we ook bijna niets meer.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.