Synapsen
De synapsen fungeren in het zenuwstelsel als bijzondere schakelaars. Het elektrische signaal kan niet van de ene zenuwcel op een volgende overspringen. Het signaal eindigt bij een synaps en hier wordt een chemische overdrachtstof of neurotransmitter vrijgemaakt, die er dan voor zorgt dat de informatie wordt overgedragen van de ene zenuwcel op de andere of van een zenuwcel op een uitvoerend orgaan zoals een klier of spier.
Was de actiepotentiaal nog een alles-of-niets-verschijnsel, de elektrische veranderingen die optreden in de synapsen zijn van geheel andere aard. Het bijzondere daarbij is dat het ontvangende oppervlak wordt bezet door vele duizenden of tienduizenden uitlopers van andere zenuwcellen. Die kunnen allemaal tegelijkertijd of vlak na elkaar of in een zeker patroon hun prikkels willen overdragen aan de ontvangende zenuwcel.
We kunnen in zo’n geval dan ook spreken van vele zenders en een enkele ontvanger. Elke zender moet, wil hij zijn signaal kunnen overdragen naar de ontvanger, een kleine hoeveelheid van een neurotransmitter vrijmaken. Deze neurotransmitters passeren de kleine ruimte – ook wel de synaptische spleet genoemd – die er tussen deze zenuwcellen bestaat.
Als de uitlopers van deze zenuwcellen in rust zijn, dus geen activiteit vertonen, liggen al die overdrachtstoffen netjes verpakt in kleine blaasjes. Arriveert er nu een actiepotentiaal in de uitloper van een zenuwcel, dan wordt een bepaalde hoeveelheid van de neurotransmitter door de blaasjes vrijgemaakt en deze substantie werkt in op het ontvangende deel van de volgende zenuwcel met als gevolg een zogenaamde synaptische potentiaal.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.