Enkel
De enkel is een haakvormige verbinding van onderbeen en voet. De ondereinden van scheenbeen en kuitbeen vormen een vork welke om de katrol van het sprongbeen (talus) grijpt, waardoor een zgn. scharniergewricht (bovenste spronggewricht) wordt gevormd. Het ondereinde van het scheenbeen wordt ook wel binnenenkel (malleolus medialis) genoemd en het ondereinde van het kuitbeen buitenenkel (malleolus lateralis).
In het enkelgewricht kan de voorvoet naar de scheenbeenvoorzijde worden bewogen, of anders gezegd: de voorvoet opgetild terwijl de hiel op de grond blijft (dorsaalflexie). Hierbij komt het bredere, voorste deel van de katrol van het sprongbeen in de vork van het onderbeen te liggen. Een iets verdere buiging wordt mogelijk gemaakt door een lichte draaiing van het kuitbeen ten opzichte van het scheenbeen. Het enkelgewricht is dus geen zuiver scharniergewricht omdat ook nog deze geringe zijwaartse beweging mogelijk’ is. Het gewricht wordt versterkt door twee groepen banden. De banden aan de binnenzijde lopen van het scheenbeen naar het sprongbeen, het hielbeen en het scheepvormig beentje in de voet, terwijl de banden aan de buitenkant van het kuitbeen naar het sprongbeen en het hielbeen lopen.
Enkel en voet vormen een functionele eenheid. In dit gebied komen vaak letsels en afwijkingen voor waarvan de belangrijkste de bandletsels, enkelbreuken en ontwrichtingen zijn.
Verstuiking. In de regel zijn de letsels aan de banden van het enkelgewricht niet ernstig van aard. Wanneer bij het omzwikken van de voet, hetzij naar binnen, hetzij naar buiten, de banden aan die zijde te veel worden gerekt kunnen scheurtjes optreden. Men noemt dit type letsel een verstuiking (distorsie). De belangrijkste verschijnselen zijn pijn, bewegingsbeperking en zwelling. De pijn wordt veroorzaakt door de zwelling die op de gevoelszenuwen drukt en verergert bij elke poging de voet te gebruiken. De bewegingsbeperking uit zich doordat de voetniet of moeilijk bewogen kan worden. De zwelling is het gevolg van een bloeduitstorting ontstaan door bloeding van een gescheurde band of van het gewrichtskapsel zelf en kan optreden in het gewricht zelf, of in de omgevende weefsels. Een drukverband doet de verschijnselen van een verstuiking meestal in enkele dagen verdwijnen.
Ontwrichting. Van ernstiger aard is de ontwrichting (luxatie), waarbij door de uitwendige inwerking van geweld een gehele of gedeeltelijke verschuiving van de gewrichtsvlakken ten opzichte van elkaar wordt bewerkstelligd. Deze aandoening gaat gepaard met een scheur in het gewrichtskapsel waardoor in de regel een van de botstukken naar buiten steekt. Kenmerkend voor een ontwrichting is de verende weerstand tegen bewegingen en de ongewone stand die het gewricht inneemt. Ontwrichtingen van de voet kunnen optreden door maximale strekking van de voet (spitsvoetstand), waarbij de banden en het gewrichtskapsel aan de voorzijde doorscheuren. De voet buigt (lu-xeert) dan naar achteren door, waarbij meestal de binnenenkel breekt. Ontwrichtingen naar voren ontstaan door een val, waarbij het lichaam naar voren schiet. Door de sterke buiging van de voet, waarbij de tenen naar de voorzijde van het scheenbeen bewegen, scheuren de banden aan de achterzijde en komt het scheenbeen achter de katrol van het sprongbeen te zitten. Na het herstel van de oorspronkelijke gewrichtsstand door de arts is een rustgevend gipsverband nodig opdat de banden zich kunnen herstellen. Een enkelontwrichting kan na herstel nog weleens aanleiding geven tot herhaaldelijk terugkerende ‘bijna-ont-wrichting’(subluxatie).
Ook kan door een aangeboren zwakte de band die van het kuitbeen naar het hielbeen loopt verslapt zijn. Daardoor ontstaat een te beweeglijk gewricht. Men zegt dan dat de betrokkene ‘door zijn enkel zakt’. Deze aandoening kan ook berusten op slappe spieren. Dergelijke patiënten moeten erop letten niet op afgesleten hakken te lopen, integendeel : het aanbrengen van een verhoging aan de zijkant van de schoen is van groot belang. Tevens zal men trachten door oefenbehandeling de spieren krachtiger te maken. Is een oude beschadiging van de banden de oorzaak, dan kan het onbeweeglijk maken in een gipsverband, eventueel met hechting van de banden, een verdere verergering voorkomen.
Enkelbreuken. Allerlei krachten van wisselende sterkte en in verschillende combinaties kunnen aanleiding geven tot breuken van de enkel. Bij onderzoek van de ongevalsgebeurtenis blijkt meestal dat de voet met kracht ten opzichte van het vaststaande onderbeen werd verschoven. Ook het omgekeerde kan het geval zijn, namelijk dat het onderbeen ten opzichte van de vaststaande voet werd verschoven. Men ziet dit bijvoorbeeld bij voetballers die in de grond trappen. De voet blijft dan staan, verandert in een vast punt, terwijl door de vaart van de beweging het onderbeen en dus het gehele lichaam als het ware doorschiet. Een zelfde ongevalssituatie kan zich voordoen bij skiërs, die bij een val met de voeten aan de ski’s vast blijven zitten, terwijl door de zijwaartse val van het lichaam het onderbeen met kracht ten opzichte van de voet wordt verschoven. Indien men bijvoorbeeld naar rechts valt en de rechtervoet blijft staan, dan kan dit een afscheuring van de binnenenkel veroorzaken terwijl de buitenenkel in elkaar wordt gedrukt (compres-siefractuur). Valt men, terwijl de voet blijft staan, naar links, dan kan dit afscheuren van de buitenenkel en het in elkaar drukken van de binnenenkel tot gevolg hebben.
De met de eerste hulp belaste arts zal trachten de verkeerde stand van het gewricht zo voor-zichtigmogelijk te herstellen teneinde de bloed-voorziening te verbeteren en het ontstaan van een gecompliceerde botbreuk te voorkomen. Voet, enkel en onderbeen worden daartoe met een elastische zwachtel over een laag vette watten in verband gehouden. Verder wordt het been hoog gelegd en wordt er een ijszak op geplaatst, waardoor de zwelling die de behandeling zou bemoeilijken wordt beperkt.
Enkelbreuken waarbij de stevigheid van het gewricht niet noemenswaard heeft geleden, worden drie tot vier weken lang met zgn. loop-gips behandeld, dat is een gipsverband dat voorzien is van een metalen beugel onder de hiel, zodat ondanks de onbeweeglijkheid van het gewricht toch met het been gelopen kan worden. Na het verwijderen van het gips zal de patiënt worden aangeraden een elastische kous of zwachtel te dragen teneinde zwelling te voorkomen. Ten slotte wordt door warmte, massage en oefeningen een volledig herstel bereikt. Bij ernstiger letsels is het herstel van de enkel-vork een eerste vereiste. Na het terug op hun plaats en in de goede stand brengen van de gewrichtsdelen door de chirurg wordt een tot boven de knie reikend gipsverband aangelegd in een lichte buigstand van 20 .
Het been mag zes tot acht weken niet worden belast, daalde verticale druk de enkelvork weer uit elkaar zou doen wijken. Eventueel zal de afgescheurde enkel met behulp van een chirurgische spijker of schroef worden vastgezet. Na verloop van de eerste periode van onbelaste rust voor het gekwetste been krijgt de patiënt loopgips (gedurende vier tot zes weken), waarbij de beenspieren goed bewogen moeten worden teneinde bloedvoorzieningsstoornissen en spier-slapte te verhelpen. Na de verwijdering van het gips wordt het been gezwachteld en worden oefenbehandeling en massage toegepast. Met de genezing en het herstel van een gescheurde enkel zijn dus minstens drie maanden gemoeid.
Ben van 1 traptrede afgegleden + – 20 cm onmiddellijke pijn doorlopend tot boven kuitbeen resultaat: CALCANEUSFRACTUUR 6 weken gips gehad en nu therapie wat nog niet mogelijk is door de dikke opzwelling zeer pijnlijk besef nu zeer goed hoe kwetsbaar het menselijk lichaam is.