Huidtransplantatie
Een huidtransplantatie is het overbrengen van huid van de ene plaats van het lichaam naar een andere (autotransplantatie), of van de ene mens naar de andere (homoiotrans-plantatie). Het weefsel dat wordt overgebracht heet transplantaat. De ingreep wordt verricht wanneer huid verloren is gegaan door brandwonden en letsels of bij littekens en verder bij correcties van aangeboren of verworven misvormingen. Bij voorkeur wordt huid van de patiënt zelf gebruikt en slechts in noodgevallen maakt men gebruik van de huid van naaste verwanten of van overledenen.
Bij de zgn. vrije transplantatie wordt het transplantaat geheel losgemaakt van zijn omgeving en opnieuw ingehecht op een andere plaats. De plaats waar het transplantaat vandaan komt noemt men de donorplaats. Veelal gebruikt men alleen de opperhuid die in lappen of lapjes van verschillende dikte kan worden ingehecht. Na het overbrengen is het transplantaat voor enige tijd verstoken van bloed. Gedurende de eerste dagen vindt de voeding plaats vanuit de omringende weefsels door diffusie. Na enige dagen zal vaak de ingroei van kleine bloedvaatjes beginnen. Lukt deze ingroei dan zal het transplantaat overleven, lukt deze niet dan sterft het transplantaat af.
Bij de gesteelde transplantatie wordt het transplantaat niet helemaal losgemaakt van zijn omgeving, maar blijft met een dunne reep, de zgn. steel, daaraan verbonden. De steel wordt zo gekozen dat er bloedvaten in lopen die het transplantaat kunnen verzorgen. Dergelijke transplantaten worden vaak gebruikt wanneer men een dikkere laag huid opperhuid, lederhuid en onderhuids weefsel wil overbrengen. Een dergelijke dikke laag kan niet een aantal dagen overleven zonder bloedvoorziening. Het nadeel is dat men niet over een al te grote afstand kan transplanteren (meestal niet verder dan 40 cm).
Wil men dit toch doen dan wordt een zgn. buislap gemaakt. Dit is een tot een buis opgerolde huidlap waarvan de steel later wordt doorgesneden. De aanhechtingsplaats krijgt op deze wijze de gelegenheid een bloedvoorziening te vormen door ingroei van nieuwe bloedvaten en dient na klieven van de steel dan zelf weer als steel voor de buislap, die op deze wijze bijv. van de buikhuid naar het hoofd kan worden gebracht. De eerste huidtransplantatie volgens de beschreven methode is in 1870 uitgevoerd door de Zwitser J. L. Reverdin te Parijs. Natuurlijk dient de patiënt zolang als het tot stand komen van de nieuwe bloedvoorziening duurt in een zodanige houding te blijven dat de huidbuis niet losscheurt.
Een nieuwe ontwikkeling op het gebied van de huidtransplantatie is het gebruik van zgn. huidnetten, ook wel kippegaas genoemd. Bij deze methode worden met een speciaal daartoe geconstrueerd apparaat kleine sneden in een reep losgeprepareerde huid gemaakt, waardoor bij uitrekking een huidnet wordt verkregen. Op deze wijze wordt een opper-vlaktevergroting bereikt tot vele malen het oorspronkelijke oppervlak. Deze methode is vooral bedoeld voor grotere brandwonden (zie Brandwonden).
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.