Genen
Genen zijn de dragers van erfelijkheid die persoonlijke karakteristieken of vaardigheden van een organisme bepalen. De genen bevinden zich op de chromosomen in de celkern en bestaan uit ketens DNA-moleculen. Een gen bestaat uit een keten van ongeveer duizend DNA-basenparen. Het DNA-molecuul in een enkel menselijk chromosoom bestaat uit ongeveer 175.000 genen. De genen gaan in paren te werk bij het bepalen van de kleur van de ogen tot het bepalen van de onderdelen van het zenuwstelsel. Genen werken in op chemische celreacties.
Er wordt aangenomen dat een specifiek gen de code draagt van een aminozuurketen van een bepaald enzym. Dit enzym bepaalt de chemische celreacties, die zowel celstructuur als celfunctie bepalen en dus ook de erfelijkheid.
Genen gaan altijd in paren te werk. De helft van het aantal menselijke genen komt van de moeder en de andere helft komt van de vader. De meeste kenmerken, zoals lengte en huidskleur, worden bepaald door combinaties van verschillende genen. Bovendien kunnen kenmerken een generatie overslaan en niet in de kinderen, maar pas in de kleinkinderen weer tot uiting komen. Het samenspel van verscheidene genen is moeilijk te begrijpen maar het is mogelijk om een idee te krijgen van hoe bijvoorbeeld de haarkleur doorgegeven wordt. Hoewel de genetische basiscomponenten van erfelijkheid in gelijke mate doorgegeven worden, kunnen ze zich in een bijna oneindig aantal combinaties voordoen.
Een van de genenparen kan dominant zijn en het effect daarvan is altijd te zien, of er nu één of twee kopieën zijn. Het andere genenpaar kan recessief zijn en de effecten daarvan worden gemaskeerd door een aanwezig dominant gen. Dit recessieve gen komt alleen tot uiting als twee recessieve genen samen voorkomen. Rood haar en hoogblond haar zijn voorbeelden van recessieve erfelijkheidskenmerken. Zo krijgen ouders die allebei bruin haar hebben maar ook een rood haar-gen dragen zeer waarschijnlijk een bruinharig kind, maar ze kunnen ook een roodharig kind krijgen. Genen kunnen ook co-dominant zijn. De bloedgroep is een voorbeeld van co-dominantie (het ABO-systeem). Genen van de bloedgroepen A en B zijn co-dominant, wat betekent dat iemand die zowel een A-gen als een B-gen erft, bloedgroep AB heeft. De bloedgroep O-gen is recessief en kan alleen bloedgroep O opleveren als iemand twee O-genen heeft.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.