Bloedgroepen

De bloedgroepen werden ontdekt in 1901. Je erft de bloedgroep van je ouders. Je vader en je moeder geven een kopie van het bloedgroep-gen door aan jou. Dit kan het gen A, B, AB of O zijn. De kopie van je vader van je vader en de kopie van je moeder bepalen welke bloedgroep jij krijgt.

Bijna de helft van de Nederlanders, zo’n 47 procent, heeft bloedgroep O. Ongeveer 42 procent heeft bloedgroep A. Zo’n 8 procent heeft bloedgroep B en slechts 3 procent heeft bloedgroep AB.

Hoe wordt een bloedgroep overgedragen?

Een bloedgroep is erfelijk en wordt tijdens de zwangerschap van ouder op kind doorgegeven. Beide ouders geven A, B of O door. Sommige bloedgroepen zijn weer dominant. Zo is bloedgroep O ondergeschikt aan A en B. Wanneer je dus bloedgroep A van vader erft en bloedgroep O van je moeder, dan heb je kopie A en O, maar toch bloedgroep A. Als je bloedgroep A hebt, kan de groep dus zijn samengesteld uit een A en A, maar ook uit een A en O.

Heb je bloedgroep B? Dan kan die zijn samengesteld uit een B en een B, maar ook uit een B en een O. Een vader en moeder geven maar een van de twee kopieën aan het kind door.

Als beide ouders bloedgroep A hebben, dan hebben zowel de vader als de moeder A+A of A+O, waarbij A dominant is. Wanneer de vader en de moeder A aan het kind doorgeven, dan heeft het kind A+A= bloedgroep A. Wanneer een ouder A doorgeeft en de ander O, dan heeft het kind A+O=bloedgroep A. Wanneer de vader en moeder allebei bloedgroep O doorgeven dan heeft het kind O+O=O.

De rhesusfactor

Elk bloedtype wordt ingedeeld door een Rhesusfactor, ook wel de RH factor genoemd. Door deze indeling is een bloedgroep Rh positief (Rh+) of Rh negatief (Rh-). De meeste mensen hebben Rh+ bloed. Rhesus refereert weer aan een ander type antigen of proteïne aan de oppervlakte van de rode bloedcellen.

Tijdens de zwangerschap wordt ook de rhesusfactor doorgegeven. De rhesusfactor wordt aangeduid met een ‘d’ voor negatief en een ‘D’ voor positief. Bij de rhesusfactor is positief dominant. Iemand die rhesuspositief is, heeft DD of Dd. Iemand die rhesusnegatief is, heeft dd.

Rhesusfactor en bloedgroep

Wanneer de rhesusfactor aan de bloedgroep wordt gekoppeld dan leidt dit tot de volgende acht bloedgroepen: A positief, A negatief, B positief, B negatief, AB positief, AB Negatief, O positief en O negatief. Zo’n 48 procent van de mensen heeft de rhesusfactur en is rhesuspositief (D). Bij ongeveer 16 procent ontbreekt de rhesusfactor. Zij zijn rhesusnegatief (d).

Rhesusfactor en zwangerschap

Wanneer een zwangere vrouw met een rhesusnegatieve (d) bloedgroep een rhesuspositief kind (D) verwacht, kan het lichaam van de zwangere vrouw antistoffen gaan aanmaken. Tijdens de zwangerschap en de geboorte kunnen de rode bloedcellen van het kind in de bloedbaan van de moeder terechtkomen. Het lichaam van de moeder ziet de rhesuspositieve bloedcellen van het kind als indringers. Als reactie maakt het lichaam van de moeder dan rhesus-antistoffen. Meestal gebeurt dit pas na de bevalling, waardoor de kans klein is dat het eerstgeboren kind gezondheidsproblemen krijgt.

Als het lichaam van een moeder tijdens een vorige zwangerschap rhesus (D)-antistoffen heeft aangemaakt, blijven deze antistoffen in haar bloed aanwezig. Bij een volgende zwangerschap kunnen de antistoffen via de placenta in de bloedsomloop van het kindje terechtkomen. Wanneer de moeder een rhesus D-positief kind verwacht dan kan dit leiden tot gezondheidsproblemen bij het kind. De antistoffen van de moeder breken de rode bloedcellen van het kind af, waardoor het bloedarmoede krijgt.

Rhesusziekte

Als een ongeboren kind bloedarmoede heeft, kan het ziek worden. Soms kan het zo ernstig zijn dat een bloedtransfusie in de baarmoeder noodzakelijk is. Door de afbraakproducten van het bloed kan een kind ook ziek worden na de geboorte. Dit heet de rhesusziekte. Hierbij heeft de baby een gelige kleur. De afbraakproducten moeten dan uit het bloed worden verwijderd. Dit kan bijvoorbeeld door het kindje met Uv-licht te behandelen. In een ernstig geval moet het bloed worden vervangen door middel van een wisseltransfusie.

In de meeste gevallen kan rhesusziekte voorkomen worden. Als het kind rhesuspositief is, krijgt een rhesusnegatieve vrouw tijdens week 30 van de zwangerschap en na de bevalling een rhesusprik.

Wanneer is een bloedgroep belangrijk?

Een bloedgroep is belangrijk wanneer iemand een bloedtransfusie nodig heeft. Hierbij is het noodzakelijk dat een persoon donorbloed ontvangt dat matcht met zijn of haar eigen bloed. Als de bloedgroepen niet matchen, dan klonteren de rode bloedlichaampjes samen. Hierdoor kunnen de aderen verstoppen en dit kan leiden tot de dood. Bloedgroep O-negatief wordt als ‘universeel donorbloed’ gezien, omdat dit bloedtype aan ieder mens kan worden toegediend. Bloedgroep AB positief wordt als ‘universele ontvanger’ gezien, omdat mensen met deze bloedgroep alle andere bloedgroepen kunnen ontvangen.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips