Bouw van het DNA
De chromosomen die zich in de celkern (nucleus) bevinden, bestaan elk uit twee chromosomenarmen die door een insnoering (centromeer) met elkaar verbonden zijn. Deze bevatten chromatine, dat zich korte tijd voor de deling van een cel verdicht en spiraalvormige strengen vormt. Deze bevatten desoxyribonucleïnezuur, afgekort DNA genoemd, de drager van de erfelijke informatie (genen).
De bouw van het DNA lijkt op de bouw van een wenteltrap en wordt daarom dubbele helix genoemd. Het DNA bestaat uit twee zeer dunne draden, die door laddersporten met elkaar verbonden zijn. De enige bouwstenen van deze wenteltrap zijn de nucleotiden. Elke nucleotide bestaat uit drie delen: een suiker, een fosfaat en de stikstofhoudende basen adenine, thymine, cytosine of guanine. Twee via een waterstofbrug met elkaar verbonden basen, adenine en thymine of cytosine en guanine, stellen de sporten van de wenteltrap voor. Het fosfaat vormt de leuning en de suiker het verbindingsstuk, dat de sporten en de leuning bij elkaar houdt. De DNA-streng wordt in afzonderlijke delen verdeeld, die ”genen“ genoemd worden.
Verdubbeling van het DNA
Onmiddellijk voorafgaand aan de eigenlijke deling van een cel (cellula) door mitose, wordt het DNA van de cel verdubbeld (replicatie). De basenparen, die de beide DNA-draden van de oorspronkelijke dubbele helix als sporten met elkaar verbinden, breken op de plaats van hun verbindingsstuk, de waterstofbrug, van elkaar los. Zo ontstaan er enkele draden met elk een halve sport. De basen van de daarbij vrijkomende nucleotiden verbinden zich echter weer met hun partner (adenine met thymine, guanine met cytosine), die zich op de beide enkele draden bevinden, tot een hele sport. Er worden dus twee nieuwe strengen gevormd, die zich met de aanwezige enkele strengen verbinden.
Mitose
De celdeling van lichaamscellen wordt mitose genoemd. Hierbij ontstaan uit één cel twee identieke nieuwe cellen. Een cel bezit in zijn kern een diploïde chromosomenset, die uit 22 dubbel aangelegde paren chromosomen en twee geslachtschromosomen bestaat. Kort voor de celdeling wordt deze verdubbeld, zodat chromosomen ontstaan, die uit twee chromatiden bestaan. De mitose wordt in vier fasen onderverdeeld:
– profase
– metafase
– anafase
– telofase
Gedurende de profase lost het kernmembraan, dat de niet meer zichtbare kern van het cellichaam omhult, op. De al verdubbelde chromosomen, die nu uit twee door een insnoering verbonden chromatiden bestaan, trekken zich sterk samen en worden zichtbaar. De beide centriolen van de oor- spronkelijke cel gaan elk naar een uiteinde van de cel, zodat ze tegenover elkaar liggen. Ze vormen dunne vezels, de kernspoel. Aan het begin van de tweede fase, de metafase, worden de chromatiden zichtbaar. Zij rangschikken zich in het midden van het cellichaam (equatorvlak), in de vorm van een ster. In de volgende fase, de anafase, scheiden de tegenover elkaar liggende chromatiden zich van elkaar. Er ontstaan twee identieke sets chromosomen.
De draden van de kernspoel zorgen ervoor dat elke pool een chromosomenset in haar richting kan trekken. In de laatste fase, de telofase, worden de over de beide celpolen verdeelde chromosomen weer onzichtbaar. Zij vormen de door een kernmembraan omgeven celkern van de dochtercel. Het cytoplasma van de oorspronkelijke cel wordt door een insnoering door midden gedeeld, waardoor twee nieuwe dochtercellen met elk 23 chromosomenparen ontstaan. Mitose van de lichaamscellen dient daarmee voor de groei en de regeneratie van de afgestorven cellen. Behalve de zenuwcellen en de geslachtscellen worden alle cellen regelmatig door mitose vernieuwd.De deling van de geslachtscellen is een bijzonder proces, dat rijpingsdeling of meiose genoemd wordt.
DNA en erfelijkheidsleer
DNA (desoxyribonucleïnezuur) is een chemische stof die de basis vormt van de chromosomen in de celkern en die de kenmerken van de ene generatie overdraagt op de volgende. Het is het wezen van de erfelijkheid. DNA is de drager van de genetische informatie die nodig is voor alle celfuncties, waaronder de aanmaak van proteïnen. DNA bestaat uit suiker (desoxyribose), fosfaat en de vier basen adenine, cytosine, guanine en thymine.
Base: adenine
Adenine is een purinebase die erfelijke informatie codeert in de genetische code van DNA en RNA. Hoewel DNA een zuur is, zijn de vier onderdelen die samen het molecuul vormen, basen. Er zijn vier basen: adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en thymine (T). De basen vormen altijd een paar met dezelfde partner: adenine gaat altijd samen met thymine en guanine gaat altijd samen met cytosine. De basenparen zijn verbonden door vluchtige waterstofverbindingen en vormen de sporten van de DNA-ladder. Ze worden verbonden door suikerfosfaatketens die de zijkanten van de ladder vormen.
Base: cytosine
Cytosine is een pyrimidinebase die erfelijke informatie codeert in de polynucleotideketens van DNA en RNA. Hoewel DNA een zuur is, zijn de vier onderdelen die samen het molecuul vormen, basen. Er zijn vier basen: adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en thymine (T). De basen vormen altijd een paar met dezelfde partner: adenine gaat altijd samen met thymine en guanine gaat altijd samen met cytosine. De basenparen zijn verbonden door vluchtige waterstofverbindingen en vormen de sporten van de DNA-ladder. Ze worden verbonden door suikerfosfaatketens die de zijkanten van de ladder vormen.
Base: guanine
Guanine is een purinebase die genetische informatie codeert in de polynucleotideketen van DNA en RNA. Hoewel DNA een zuur is, zijn de vier onderdelen die samen het molecuul vormen, basen. Er zijn vier basen: adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en thymine (T). De basen vormen altijd een paar met dezelfde partner: adenine gaat altijd samen met thymine en guanine gaat altijd samen met cytosine. De basenparen zijn verbonden door vluchtige waterstofverbindingen en vormen de sporten van de DNA-ladder. Ze worden verbonden door suikerfosfaatketens die de zijkanten van de ladder vormen.
Base: thymine
Thymine is een pyrimidinebase die onderdeel uitmaakt van de vier nitrogene basen die genetische informatie coderen in de polynucleotideketen van DNA. Hoewel DNA een zuur is, zijn de vier onderdelen die samen het molecuul vormen, basen. Er zijn vier basen: adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en thymine (T). De basen vormen altijd een paar met dezelfde partner: adenine gaat altijd samen met thymine en guanine gaat altijd samen met cytosine. De basenparen zijn verbonden door vluchtige waterstofverbindingen en vormen de sporten van de DNA-ladder. Ze worden verbonden door suikerfosfaatketens die de zijkanten van de ladder vormen.
Fosfaat
Fosfaat is een van de structurele elementen van het DNA. Gecombineerd met een suiker (desoxyribose) vormt het ketens die de zijkanten van de DNA-ladder vormen. Fosfaat is een organische samenstelling van fosfaatzuur waarin de zuurgroep zich hecht aan een van de nitrogene basen in het DNA, waardoor bruikbare energie vrijkomt.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.