Verteren van voedsel
Bij een normale voeding neemt de mens per dag zo’n 500 gram vast voedsel en 2 tot 5 liter vocht op. De normale voeding bestaat voornamelijk uit suikers en vetten als verbrandingsstoffen, eiwitten als bouwstoffen en verder mineralen, sporenelementen en vitaminen.
Het lichaam is niet in staat het voedsel rechtstreeks op te nemen in de vorm waarin het wordt genuttigd. De suikers, eiwitten en vetten in het voedsel moeten eerst worden afgebroken en omgezet, voordat ze in de bloedbaan kunnen worden opgenomen.
Het verteren van voedsel, de spijsvertering of digestie, begint in de mondholte. Daar wordt het voedsel door de tanden en kiezen fijngemalen en vermengd met speeksel uit de speekselklieren. Het voedsel verandert hierdoor in een brijachtige massa. Dat is de eerste ‘grove’ bewerking.
Het voedsel wordt daarna doorgeslikt en door de slokdarm naar de maag gevoerd. De maag kan het voedsel geruime tijd vasthouden. Door klierbuisjes in de maagwand wordt een sterk zuur maagsap (maagzuur) afgescheiden, dat op het voedsel inwerkt en het verder afbreekt. Dat is dus een tweede ‘fijnere’ bewerking.
De voedselbrij komt daarna in kleine gedeelten tegelijk in de dunne darm. Daar wordt onder invloed van verteringssappen, en de dunne darm zelf, de vertering van het voedsel voltooid. Door de wanden van de dunne darm heen worden daarna de bruikbare bestanddelen van het voedsel aan de bloedbaan af gegeven.
Hierna verlaat het onverteerbare gedeelte van het voedsel via de dikke darm waar water, vitaminen en mineralen aan de voedselbrij worden onttrokken de endeldarm en de anus het lichaam als ontlasting.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.