Placebo
Placebo is een dragee, tablet of drank, die er uitziet als een bepaald geneesmiddel, maar in werkelijkheid geen geneesmiddel bevat. Wordt soms door de arts voorgeschreven wanneer de patiënt een sterke behoefte heeft aan het innemen van medicijnen, zonder dat van de inname van het geneesmiddel een nuttig effect verondersteld kan worden. Voelt de patiënt zich na het innemen ervan beter, dan is dat niet de werking van het geneesmiddel maar een psychologisch effect. Belangrijker is de toepassing van placebo’s bij het wetenschappelijk testen van de werking van een nieuw geneesmiddel, meestal plaatsvindend in ziekenhuizen.
Bij een van deze experimenten, ook wel ‘dubbelblinde proef’ (double blind test) genoemd, weet arts noch patiënt of de toegediende pillen ‘echt’ zijn. Alleen de proefleider zelf kent het schema van de distributie van het te onderzoeken geneesmiddel en maakt dit de behandelende arts bekend na het beëindigen van de proef. Het vormt de beste test om de effectiviteit van een nieuw geneesmiddel te testen.
Alleen wanneer de arts het toedienen van werkzame stoffen onnodig acht en hij zijn patiënt ook niet onnodig aan de werking daarvan wil blootstellen, maar wel de factoren in het geestelijk vlak van invloed wil laten zijn, dan zal hij het gebruik van een placebo overwegen. Een placebo kan worden omschreven als een geneesmiddel dat geen farmacologische werking bezit en dat gegeven wordt vanwege de te verwachten gunstige invloed van een schijnbare behandeling (placebo is een Latijns werkwoord voor behagen). Van placebo’s wordt eveneens veel gebruik gemaakt om de werking van nieuwe geneesmiddelen te onderzoeken, namelijk door vergelijking van de resultaten, verkregen met het schijngeneesmiddel zonder werkzame stoffen (placebo) en het nieuwe geneesmiddel met werkzame stoffen.
Uiterlijk zijn beide middelen volkomen aan elkaar gelijk zodat de geestelijke invloed die van het geven van een geneesmiddel in alle gevallen gelijk is. Dit noemt men het placebo-effect. Van een vals placebo wordt gesproken wanneer met een werkzame stof een werking wordt bereikt die alleen berust op zijn place-bowerking, bijvoorbeeld een tabletje vitamine C dat hoofdpijn laat verdwijnen hoewel deze werkzaamheid er op grond van de samenstelling niet te verwachten is. De werking berust dan zuiver op (auto)suggestie. Waarschijnlijk zijn een aantal geneesmiddelen in wezen slechts valse placebo’s.
Rationeel gezien verdient het gebruik van een zuiver placebo (dus geheel vrij van werkzame stoffen) de voorkeur. Omdat bij de geneeskundige benadering van een patiënt juist niet-rationele factoren vaak van groot belang zijn, zal de arts soms een vals placebo (met werkzame stof) toepassen. Van een vals placebo in handen van een arts die voor zijn gevoel een geneeskrachtige stof, in welke geringe dosis dan ook, meent te moeten voorschrijven, kan meer uitwerking worden verwacht dan van een zuiver placebo. Bij het gebruik van een vals placebo zal de arts de eventueel te verwachten bijwerkingen van de werkzame stoffen zorgvuldig afwegen tegen de effecten die hij beoogt.
In dit verband dient eveneens genoemd te worden het displacebo-effect als zijnde de tegenhanger van het placebo-effect. Hierbij zal de patiënt iedere stof, werkzaam of niet, verwerpen omdat deze hem tegenstaat. Dit effect kan zo sterk zijn dat een patiënt alle stoffen afkeurt. Soms zijn er gegronde redenen, zoals braken, veelal zijn de klachten bij het gebruik van het middel echter ingebeeld: hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, licht gevoel in het hoofd enz. Gebleken is dat bij de meeste patiënten met een displacebo-effect er sprake is van een gestoorde relatie met de omgeving. De patiënt wijst dus in feite zijn omgeving af en niet het geneesmiddel. Ook wantrouwt hij vaak de behandeling omdat hij zijn omgeving wantrouwt.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.