Arm en omringende botten
Arm en omringende botten
De arm en de botten die eraan vast zitten, vormen samen een ingenieus staaltje van bewegingskunst. De gecompliceerde wendbaarheid van de hand, elleboog en schouder zijn ontzagwekkend, want ze maken een breed scala aan bewegingen mogelijk, van grote, zwaaiende bewegingen tot minuscule handelingen. De structuur van de arm bestaat uit de humerus (opperarmbeen), radius (spaakbeen) en ulna (ellepijp). Samen vormen de laatste twee de onderarm. De humerus vormt samen met de scapula (schouderblad) het schoudergewricht, terwijl de radius en de ulna verbonden zijn aan de carpale botjes (handwortelbeentjes) van de pols. Samen met de hand is de veelzijdige arm uitstekend in staat om de gevarieerde handelingen en bewegingen van een balletdanser, een horlogemaker en een boxer te maken.
Carpalia
De carpalia (handwortelbeentjes of polsbeentjes) bestaan uit acht afzonderlijke beentjes die samen de pols vormen. De kleine beentjes passen precies in elkaar en maken de enorme beweeglijkheid van de pols mogelijk, terwijl ze tegelijkertijd zorgen voor stevigheid. De acht beentjes van de pols zijn het haakbeentje, scheepvormig beentje, trapezium, trapezoïde, halvemaansbeentje, erwtbeentje, driehoeksbeentje en kogelvormige eindbeentje, die samen kunnen bewegen met de metacarpalia (middenhandsbeentjes), radius (spaakbeen) en ulna (ellepijp).
Clavicula
Het sleutelbeen of de clavicula is een lang, licht gebogen bot dat het eerste onderdeel vormt van elke schoudergordel; het ligt net boven de eerste rib. Aan de sternumzijde van de clavicula zit de articulatie met het borstbeen en aan de zijkant die met het acromion of de schoudertop van het schouderblad (hiermee het acromioclaviculaire gewricht vormend).
Ellebooggewricht
De humerus (opperarmbeen), radius (spaakbeen) en de ulna (ellepijp) komen bij elkaar in de elleboog. Dit gewricht heeft een aantal ingewikkelde uitsteeksels die aanhechtingspunten vormen voor ligamenten (bindweefselband) en spieren, waardoor de botten in de elleboog soepel en beweegbaar zijn. De elleboog is een scharniergewricht, wat inhoudt dat er alleen beweging in één richting mogelijk is.
Falangen: distaal
De beentjes in de vingers (en tenen) worden falangen (kootjes) genoemd. Iedere vinger heeft drie falangen, met uitzondering van de duim, die er twee heeft. De falangen worden aangeduid op basis van hun positie ten opzichte van het lichaam als de hand gestrekt is. Het gewricht aan de vingertoppen wordt, omdat deze het verst van het lichaam gelegen is, de derde falanx genoemd. Dan komt de middelste of tweede falanx (die bij de duim ontbreekt). Iedere falanx die verbonden is met de middenhandsbeentjes is de eerste falanx. Het uiteinde van iedere falanx is een beetje bolvormig om te kunnen bewegen met een ander beentje. Deze uiteinden zijn ook aanhechtingspunten voor de falangeale ligamenten (bindweefselband).
Humerus
De humerus (opperarmbeen) is een lang bot in de bovenarm. Aan de bovenkant past het kogeluiteinde in een kop- en komgewricht (in de glenoïde holte) met de scapula (schouderblad), terwijl de onderkant van de humerus uitkomt bij de botten van de onderarm (radius en ulna) waarmee het ellebooggewricht wordt gevormd.
Metacarpalia
De hand bestaat uit vijf lange beentjes die tussen de carpalia van de pols en de falangen (vingerkootjes) liggen. De metacarpalia (middenhandsbeentjes) worden aangeduid met de cijfers 1 (duim) tot en met 5. Aan de uiteinden zijn de metacarpalia bolvormig zodat ze kunnen bewegen met de falangen, en zitten er kleine knobbeltjes voor de aanhechting van het bindweefselband van de vingers en de handpalm.
Middelste falangen
De botten of kootjes van de vingers (en tenen) zijn ook bekend als falangen (enkelvoud : falanx). Elke vinger heeft drie kootjes, met uitzondering van de duim, die er maar twee heeft. De kootjes worden genoemd naar de positie die zij hebben in verhouding tot het lichaam, wanneer de hand gestrekt is. De gewrichten aan de uiteinden van de vingers heten de distale falangen, omdat zij het verst van het lichaam af zitten. De volgende zijn de middelste falangen (die de duim niet heeft). Degene die verbonden zijn met de middenhandsbeentjes (metacarpalia) heten de proximale falangen. De uiteinden van alle falangen zijn ietwat bol op het punt waar ze verbonden zijn met andere botten. Deze bollingen dienen ook als aanhechtingspunten voor falangeale bindweefselbanden (ligamenten).
Proximale falangen
De botten of kootjes van de vingers (en tenen) zijn ook bekend als falangen (enkelvoud : falanx). Elke vinger heeft drie kootjes, met uitzondering van de duim, die er maar twee heeft. De kootjes worden genoemd naar de positie die zij hebben in verhouding tot het lichaam, wanneer de hand gestrekt is. De gewrichten aan de uiteinden van de vingers heten de distale falangen, omdat zij het verst van het lichaam af zitten. De volgende zijn de middelste falangen (die de duim niet heeft). Degene die verbonden zijn met de middenhandsbeentjes (metacarpalia) heten de proximale falangen. De uiteinden van alle falangen zijn ietwat bol op het punt waar ze verbonden zijn met andere botten. Deze bollingen dienen ook als aanhechtingspunten voor falangeale bindweefselbanden (ligamenten).
Radius
De radius (spaakbeen) is een van de twee lange botten (de andere is de ulna) die de onderarm vormen. De radius beweegt aan beide einden met de uiteinden van de ulna (ellepijp), met de humerus (opperarmbeen) bij de elleboog en met enkele carpale (handwortel-) beentjes in de pols. Als de hand met de palm naar boven (supinatie) is gedraaid, ligt de radius aan de duimzijde van de onderarm. Als de hand met de palm naar beneden (pronatie) is gedraaid, ligt de radius dwars over de ulna halverwege de onderarm.
Scapula
De scapula (schouderblad) is een driehoekig bot dat de achterkant van de pectorale (schouder-) gordel vormt. Het loopt van de tweede tot de achtste rib en vormt samen met de bovenkant van de clavicula (sleutelbeen) en de humerus (opperarmbeen) het schoudergewricht. De scapula zit ook met pezen en spieren aan de ribben vast, waardoor de bovenarm in allerlei richtingen om het schoudergewricht kan bewegen.
Ulna
De ulna (ellepijp) is een van de twee botten (het andere is de radius) die samen de onderarm vormen. De ulna beweegt aan beide uiteinden met die van de radius (spaakbeen), met de humerus (opperarmbeen) bij de elleboog en met sommige carpale (handwortel-) beentjes in de pols. Als de hand met de palm naar boven (supinatie) is gedraaid, bevindt de ulna zich aan de pinkzijde van de onderarm. Als de hand met de palm naar beneden (pronatie) is gedraaid, loopt de radius dwars over de ulna halverwege de onderarm.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.