Platvoet

Platvoet is een afwijking van het voetskelet waarbij het voetgewelf of de voetboog geheel of gedeeltelijk is doorgezakt. De menselijke voet is een zeer gespecialiseerd orgaan, dat door zijn bogen zeer geschikt is om te dragen. Via de achillespees kan de voetboog een grote kracht uitoefenen op de bal van de voorvoet. Dit gebeurt bij de afzet tijdens het lopen. De platvoet is een zeer veel voorkomende aandoening van het bewegingsapparaat. Het lengte-gewelf van de voet strekt zich uit van de ondervlakte van het hielbeen tot de kopjes van de middelvoetsbeentjes.

Platvoet gaat tevens gepaard met afvlakking van de dwars-boog en een verandering in de stand van het hielbeen. Klachten ontstaan wanneer aan het actieve bewegingsapparaat (spieren) en aan het passieve bewegingsapparaat (banden, kapsel) de kracht ontbreekt om de talrijke benige onderdelen van de voet zo bij elkaar te houden dat een goed functionerend gaan- en staanorgaan ontstaat. Men spreekt van een afvlakking van het lengtegewelf wanneer men bij de staande patiënt de vingers niet meer onder het midden van de binnenkant van de voet kan brengen.

Röntgenologisch spreekt men van een platvoet wanneer de hoek, gevormd door de kruising van de lengte-as van de middel-voet en het hielbeen groter is dan de normale hoek. Deze hoek is gewoonlijk 110-130°. Is hij kleiner dan no°, dan is het gewelf te hoog (holvoet), is hij groter dan 130° dan is het gewelf te laag en spreekt men van een platvoet. Toch komen de bezwaren van spoedige vermoeidheid en pijn niet altijd overeen met de graad van de misvorming. Wanneer de patiënt veel klachten heeft en de vorm van de voetboog toch normaal is kan er ook sprake zijn van een andere voetafwijking.

Voorkomen.

Men maakt onderscheid tussen de aangeboren en de verworven platvoet. De aangeboren afwijking komt bijzonder weinig voor. De verworven platvoet ontstaat meestal op jeugdige leeftijd wanneer de zwakke spieren en banden niet in staat zijn het voetgewelf te handhaven onder invloed van het gaan en staan. De klachten over de kinderlijke platvoet zijn meestal gering en bestaan alleen uit een wat snelle vermoeidheid en tegenzin bij wandelen.

Verschijnselen.

Bij de volwassene staan als ziekteverschijnselen of klachten op de voorgrond: pijnlijkheid, stijfheid, zwelling en vooral vermoeidheid. Soms worden de klachten niet gevoeld in de voeten maar wel in de knieen, heupen of rug. Niet zelden berusten klachten laag in de rug op platvoeten. De zolen en hakken van de schoenen worden aanvankelijk scheef afgelopen aan de buitenzijde. Men kan daarin een poging zien van de voet om het gewelf te handhaven. Later gaat de schoen aan de binnenkant het sterkst slijten, eerst aan de zool en uiteindelijk aan de hak. De klachten worden bij het gaan en staan erger, maar bij rust verdwijnen zij. Veel mensen met platvoeten ondervinden er in het geheel geen bezwaren van.

Een heel gewone klacht is ook pijn bij het opstaan of na rust. Deze pijn kan worden gevoeld onder het lengtegewelf, op de voetrug, in streek van de enkels en van de middenvoet en aan de binnenzijde van het hielbeen, op die plaatsen waar banden worden gerekt of botten tegen elkaar worden gedrukt. Merkwaardig is dat de pijn ook vaak op afstand wordt aangegeven, namelijk in de kuiten, in de knieën, aan de buitenkant van de dij en in de heupen en lendenen. Deze pijnen op afstand kunnen zelfs voorkomen bij platvoeten, zonder dat over de voeten wordt geklaagd. De stijfheid van de voet ontstaat door spierkrampen. Men spreekt daarom, als de stijfheid sterk is, van een krampplatvoet.

Te sterke spanning in de voet, waardoor platvoet klachten optreden komt voor bij zwangerschap en vetzucht en verder bij beroepen die langdurig gaan en staan vereisen zonder voldoende training en bij het tillen van zware lasten. Ook het staan op een harde bodem, zoals huisvrouwen, verkoopsters en kelners de gehele dag doen, werkt afplattend op het voetgewelf.

Behandeling.

Kleine kinderen moeten lang blijven kruipen. Men moet ze vooral niet tot vroeg lopen animeren. Door te grote inspanning in de prille jeugd worden de banden en korte voetspieren overrekt, hetgeen door geen enkele behandeling later meer is te herstellen. Hoe later men schoentjes geeft hoe beter, omdat een schoen de arbeid van de voet en onderbeenspieren bemoeilijkt. Men moet kinderen zo lang mogelijk blootsvoets laten lopen en vooral laten oefenen op een onderlaag die aanpassing aan de voet mogelijk maakt bijvoorbeeld zand, gras.

Wanneer men eenmaal platvoeten heeft, is alleen rust in staat de overrekte banden te doen schrompelen en daarnaast zijn gerichte oefeningen aangewezen, waarmee de hefspieren van het gewelf versterkt kunnen worden. Het staan op een harde onderlaag moet worden vermeden.

Wanneer het lengtegewelf verdwenen is, maar een actieve correctie hiervan mogelijk wordt geacht, zijn steunzolen aangewezen. Het gevaar van steunzolen is echter dat door druk op de korte voetspieren en voetbanden schrompeling van het weefsel optreedt. Naast de steunzolen zijn voor de patiënt met platvoeten oefeningen en massage aan te bevelen.

In ernstige gevallen zal de orthopedisch chirurg een corrigerende operatie aanraden.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips