Iriscopie
De oogopslag van een mens zegt vaak meer over wat er in hem omgaat dan alles wat hij vertelt. Dit is een oude wijsheid. Hippocrates en Philostratus, twee beroemde geneeskundigen uit de oudheid, zeiden al dat men het karakter van de mens kan herkennen aan de ogen. Minder lang geleden kreeg men de eerste aanwijzingen dat ook lichamelijke ziekten aan de ogen te herkennen zijn. In de zeventiende eeuw schreef Ph. Meyen, een arts in Dresden: ‘Als men wil vaststellen welk deel van het lichaam niet in orde is, moet men vier afzonderlijke gebieden in het oog onderscheiden.’
De moderne iriscopie werd rond de eeuwwisseling onafhankelijk van elkaar ontwikkeld door de Hongaar Ignaz von Péczely en de Zweedse pater Nils Lilje quist. Ze stelden de eerste iriscopiekaarten op, waarop was te zien welk deel van de iris (regenboogvlies) veranderde bij aandoeningen van de afzonderlijke organen, zoals het hart, de lever en de nieren.
In de afgelopen eeuw werd de iriscopie vooral door natuurgeneeskundigen verder ontwikkeld. Men beschikt tegenwoordig over zeer gedetailleerde kaarten (topografieën) van de menselijke ogen. Hieruit kan men met de nodige kennis van zaken betrouwbare conclusies trekken over de gezondheidstoestand van de patiënt, zo menen althans de voorvechters van deze methode. Veel reguliere artsen zijn sceptisch over de iriscopie en nemen deze diagnostische methode niet serieus. De reden hiervan is dat tot op heden geen verklaring is gevonden voor de opvallende veranderingen, die optreden in de iris.
Wat is de waarde van iriscopie?
Ervaren iriscopisten stellen iemands gesteldheid vast alleen maar door het grondig inspecteren van diens regenboogvlies. Met gesteldheid wordt hier bedoeld het totaal van de aangeboren lichamelijk sterke en zwakke kanten. Verder kunnen ze ook de huidige gezondheidstoestand en vatbaarheid voor bepaalde aandoeningen vaststellen. Acute ontstekingen zouden net zo goed te herkennen zijn als chronische ziekten. Kanker is echter nooit met zekerheid vast te stellen.
De werkelijke waarde van iriscopie is dat het een ziekte niet ‘los’ ziet, maar deze bekijkt in samenhang met het hele lichaam. Iriscopie werkt niet volgens de differentiaaldiagnostische principes van de reguliere geneeskunde en kan daarom het bloed en röntgenonderzoek of andere diagnostische methoden bij ernstige ziekten niet vervangen. Een goede iriscopist zal daarom bij twijfel ook andere diagnostische methoden gebruiken en zo nodig doorverwijzen voor specialistisch onderzoek. Al met al betekent dit dat de kwaliteit van een iriscopist er niet zozeer van afhangt hoe tevreden of ontevreden een patiënt met hem is, maar of hij de grenzen van zijn discipline kent en of hij in de praktijk zijn boekje niet te buiten gaat.
Hoe verricht men iriscopie?
Om de ogen goed te bekijken gebruikt de iriscopist een sterk vergrotende loep (irismicroscoop). De microscoop heeft als voordeel dat de patiënt met zijn kin op een bandje kan rusten en dat de ogen goed belicht zijn en voldoende worden vergroot. Voor de iriscopist zijn kleine, voor de leek meestal niet zichtbare, kleur- en structuurveranderingen van de iris belangrijk. Op basis van de aard en de plaats van de veranderingen kan men zeggen om welk orgaan het gaat en hoe ernstig het is. Op deze manier krijgt men een overzicht van de gehele diagnostiek gezondheidstoestand. Het onderzoek is ongevaarlijk en niet pijnlijk. Wel vinden sommige patiënten het licht onaangenaam.
Wie verricht iriscopie?
Tot nu toe werd de iriscopie vooral door natuurgeneeskundigen verricht. De laatste jaren beginnen echter ook steeds meer regulier opgeleide artsen iriscopie te verrichten. Iriscopie is te leren bij speciale opleidingen voor natuurgeneeskunde. Wie het betrouwbaar en verantwoord wil toepassen, moet vele jaren in de praktijk oefenen en een degelijke natuurgeneeskundige opleiding volgen.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.