Immunosuppressie
Immunosuppressie is het onderdrukken van immunologische verschijnselen teneinde ongewenste reacties te voorkomen. Het afstoten van geïmplanteerd vreemd weefsel is het gevolg van een immunologische reactie (zie Afstotingsreactie, Transplantatie). De immunologische reacties zijn een taak van de lymfcellen. Beschadiging of vernietiging van het lymfweefsel is de eenvoudigste methode om de immunologische afweer te verlagen.
Totale lichaamsbestraling (met röntgen- of andere ioniserende stralen) is een van de oudste methoden van immunosuppressie. Bestraling veroorzaakt echter niet alleen een beschadiging van het lymfweefsel maar ook van de snel groeiende andere bloedcellen. Een moderne ontwikkeling op dit gebied is de bestraling van het bloed buiten het lichaam. Hierbij worden de schadelijke bijwerkingen op het lichaam voorkomen door het bloed via een omloop (‘shunt’) van een bloedvat buiten het lichaam te bestralen. Met deze methode is het mogelijk alleen de lymfcellen uit te schakelen. Deze techniek verkeert echter nog in een experimenteel stadium en kan nog niet op grote schaal worden toegepast.
Ook met geneesmiddelen (o.a. stikstofmosterd, antifolinezuren en enkele antibiotica) is het mogelijk lymfcellen te vernietigen of verdere vermeerdering tegen te gaan. Een probleem van beide behandelingswijzen is dat door de vernietiging van lymfcellen de gevoeligheid voor infecties aanzienlijk wordt verhoogd. Een ontwikkeling van grote betekenis is daarom het antilymfocytenserum (als). Het als wordt bereid door in een andere diersoort, meestal paard of konijn, antistoffen te maken tegen lymfcellen van de met het als te behandelen patiënt. Het dier wordt daartoe met lymfcellen van de patiënt ingespoten en na enige tijd wordt uit het bloed van het dier de antistof afgezonderd.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.