Doornuitsteeksel
Iedere wervel heeft op de wervelboog aan de achterzijde een benig uitsteeksel. Dit uitsteeksel, het zogenaamde doornuitsteeksel, bevindt zich aan de top van de wervelboog en grenst aan het afgeplatte deel van de wervelboog. De rij doornuitsteeksels is op de rug te zien als een rij bobbels onder de huid. Aan het doornuitsteeksel zijn banden bevestigd die bijdragen aan de beweeglijkheid van de wervelkolom.
De wervels hebben verschillende soorten uitsteeksels. Bij de halswervels zijn de doornuitsteeksels gevorkt van vorm, met uitzondering van de atlas (de eerste halswervel), die geen uitsteeksel heeft. De borstwervels hebben over het algemeen een doornuitsteeksel dat knobbelvormig (niet gevorkt) van vorm is en zowel naar achteren als omlaag gericht is.
De lendenwervels hebben doornuitsteeksels die rechthoekig of bijlvormig zijn en hebben een deel dat naar achteren en een deel dat naar beneden wijst. De doornuitsteeksels van de heiligbeenwervels en de stuitwervels zijn over het algemeen met elkaar vergroeid en vormen in het heiligbeen een soort richel, de sacrale kam. Bij het stuitbeen (coccygis) zijn meestal geen kam of doornuitsteeksels aanwezig.
Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.